die andersints sal moeten verdorren en versterven'. Elswout
is langzamerhand de 'ongemeen admirable residentieplaats'
geworden, waarvan de Hollandsche Mercurius van 1660
spreekt. Huyghens die in 1669 op weg naar Haarlem langs
Elswout rijdt, schrijft in zijn Uitwandeling:
'Hier kruyste ick het spoor, en raeckte in 't hooghe sand,
'Daer Heer Margelis goud uyt koper heeft geplant,
'Het ongelooflick werck, dat vorsten kan doen swijgen
'En nooit geen wedergae van sulcke hand sal krijgen.'
Na een nog geen twintig-jarig bezit overleed Van Marse
lis, in April 1673 te Amsterdam (begr. Zuiderkerk 5 April);
Elswout kwam toen aan zijn oudste zoon Joan (1641-1702),
die in 1668 te Haarlem getrouwd was met Cornelia van Thilt
(1649-1702), dochter van Mr Joan en van Maria Reynst11).
Van enige belangstelling voor zijn bezitting, die hij stelselmatig
laat verwaarlozen, blijkt nergens; alleen over de zanderij
noteert hij
'Met den oorloogh (Negenjarigeoorlog!) de sandereyseer
ongestadigh seynde en daer door niet naer behoren kan
ingegaert worden de nodige onkosten, hebbe ick met den
collecteur ofte vaert meester nevens de vinders gesproocken
en voorgehouden wat middelen men behoorde te ge-
bruycken om geit te krijgen, deweijl tegenwoordigh geen
meer geldt bij de cass is, en Huybert Wittekaes de dieper
moet nogh al een goede somme hebben, die niet langer
en kan nogh behoordt te waghten, en het seer sware soude
vallen met dat daer soo weinigh te doen als nu te gaeren,
soo hebbe ick met den collecteur ofte vaertmeester nevens
de vinders geen beeter expedient konnen uijt vinden, dat
verdraeglijcker voor het gemeene gilt kan seyn, als dat
van nu af aen bij provisie van elcke schuyt sandt tot ver
val van de dagelijckse oncosten alle weecken precies sul
len betalen des Sondags als het sandt-geldt betaelt wordt
van elcke schuyt die de voorgaende weeck gelost een
halve stuyver.
Elswout, den 31 December 1689."2).
Al spoedig na Joan's dood komt Elswout door koop in het
aanverwante geslacht Romswinckel. Abraham Romswinckel,
die in 1720 eigenaar wordt, krijgt kort daarop kwestie met
zijn overbuurman J. de Suermondt, eigenaar van Duyn-
vliet, wiens bezit voor een groot gedeelte grensde aan de
70