ONGEHONOREERDE
MAGISTRATEN
Dit gedichtje, begeleid door het Haarlemse wapen en enige
andere Haarlemse attributen (zwaard, weegschaal en Damiate-
bellekens) prijkt achter glas in de leeszaal van het Haarlemse
gemeente-archief en het heeft mij altijd zeer geïntrigeerd te
te weten wat hier achter stak. De bedoeling ervan is duidelijk:
gedurende de periode 1796-1803 zou het Bestuur van Stad en
Recht, dat is het administratief en rechterlijk bewind van
Haarlem, zijn werk zonder enige beloning, in welke vorm ook,
verricht hebben. Wat is echter de achtergrond van deze
idylle?
Bekend is, dat reeds van oudsher de magistraat ongesala
rieerd was in tegenstelling tot de ambtenaren, maar daarnaast
ziet men toch altijd, dat regerende personen op de een of an
dere manier gehonoreerd worden, hetzij om hun verloren tijd
en onkosten te vergoeden, hetzij om een bijdrage te leveren
aan hun representatieve verplichtingen. Zo beschikken vor
sten over de inkomsten uit kroondomeinen of een civiele
staat. Schepenen, vroedschappen, enz. genoten in de tijd van
de Republiek presentiegelden; Burgemeesteren kregen een
honorarium voor hun vacatiën en diensten. Weliswaar waren
deze vergoedingen niet zeer hoog, zodat het aspect van ere
ambten gehandhaafd bleef, maar de macht en het aanzien,
waarover deze functionarissen beschikten, in het bijzonder
wat betreft het vergeven van ambten, maakten hun posities
toch altijd tot zeer begerenswaardige, welke bepaalde kringen,
de zogenaamde regentenstand, dan ook in de 18de eeuw, de
tijd van verval en corruptie, voor zich wisten te reserveren,
met het gevolg, dat alle goed gesalarieerde baantjes onder hun
maagschap, vrienden en kennissen verdeeld bleven.
Tegen deze ontaarding der ereambten is het, dat de revo
lutie van 1795 in verzet is gekomen. De eis was nu 'ongehono-
1796-1803
Wierd aan Bestuur van Stad en Recht,
Dien tijd geen Jaargeld toegelegt,
'Er wierd geen minder vlijt betoond,
Dan of men had met Munt beloond.