58
haar invloed deed gelden in het bewind van gewest en stad.
Afgevaardigden uit het Administratief Bestuur van Holland
kwamen hier het Stadsbestuur zuiveren en benoemden de 12
leden van de nieuwe Municipaliteit, van wie echter zes reeds
zitting hadden in het voorafgaande bestuur. Daar de leden
van de Municipaliteit, op twee na, allen gefungeerd hebben
tot het einde van dat bestuurscollege, dat op 8 Januari 1803
krachtens besluit van het Departementaal Bestuur van Hol
land ontbonden werd en vervangen door een Raad, hebben
vijf van de aangeblevenen uit het Stadsbestuur - Abraham
Coenraad Swaving overleed 15 Juni 1799 - een zeer lange
zittingstijd gehad. Het waren Gerrit van der Aa, Lambert
Jacob van der Smissen en Cornelis Storm, die reeds sedert
26 Augustus 1796, Francois Huurkamp van der Vinne en
Izaak Cornelis Sterk, die sedert 26 Augustus 1797 in de re
gering zaten. Het jaartal 1796 boven het gedichtje geeft echter
aan, dat men de eerste drie op het oog had, hoewel Sterk
bovendien zitting had gehad in de Provisionele Stadsregering
van 21 Januari tot 26 Augustus 1795 en daarna in het Stads
bestuur tot 26 Augustus 1796, terwijl hij tevens van 20 Maart
tot 27 Augustus 1795 lid was geweest van het Comité van
Zekerheid, vervangende de vroegere Burgemeesteren, en van
1798 tot 1803 van het Comité van Algemeen Belang en Fabri
cage. Ook Van der Aa had gedurende dezelfde periode zit
ting in laatstgenoemd Comité.
Gezien het feit, dat de Municipaliteit wel driemaal per
week vergaderde, is het te begrijpen, dat het vooral voor de
genen, die een 'affaire' dreven na enige tijd toch wel bezwaar
lijk begon te worden om zoveel van hun tijd en kracht aan het
algemeen belang op te offeren zonder enige vergoeding. Zo
zien wij ook, hoe op 16 Mei 1801 inde Municipaliteit het voor
stel in overweging wordt genomen, 'of het naamelijk met de
waardigheid der qualiteit van Lid dezer Vergadering bestaan
baar zij, dat dezelve voor de verliezen, welke het uitoeffenen
van dat lidmaatschap haar individueel heeft veroorzaakt,
eenige vergoeding uit stads-casse ontvangen'. De Commissie,
die deze quaestie onderzocht, bracht naar voren, dat bij de aan
stelling der leden van de Municipaliteit verzekerd was, dat die
dienst provisioneel en slechts voor korte tijd, uiterlijk twee a drie
maanden, zou zijn, welke belofte, 'gepaard met andere reede
nen van persuasie en aandrang' hen had bewogen de benoe-