- 16 -
vrije natuur van het oosten van ons land wijdde hij zich aan
de beoefening van zijn meer dan middelmatig schilderstalent.
Bovendien was hij een fijnzinnig 'connoisseur' op het gebied
van glas en verlustigde zich dagelijks in zijn kostbare ver
zameling van zeldzame bekers en glazen, een museum gelijk.
Maar thans Mulier als onvervalste oude Haarlemmer.
Hiervoor kunnen wij de gegevens ontlenen aan de gedenk
boeken der Haarlemsche Football Club (H.F.C.), de voetbal
vereniging mede door Mulier in 1879 alhier opgericht en
steeds voor hem bij al zijn liefhebberijen een troetelkind
gebleven. In deze boeken leefde hij zich uit in ernst en scherts,
in proza en poëzie, hier was hij weer, gelijk Jac. van Looij in
zijn Jaapjesserie, gelijk J. Tadema in zijn Jeugdherinne
ringen, een Haarlemse jongen. In het eerste deel der H.F.C.-
boeken treffen wij een korte autobiografie aan; hij vertelt
ons niet alleen van zijn leven als deftig jongetje, dat naar een
bal moet, maar ook van zijn zwerftochten door zijn 'heerlijk'
huis, dat grondig verkend werd van sousterrain tot het dak,
'een onbekend werelddeel'. Toen hij iets ouder was, zijn
dwalen door de stad, zijn bewondering voor wat oud was, de
stadsmuur, de Kleine Houtpoort, de schilderijenzaal van het
Stadhuis; hij beschrijft zijn school van Knoop, 'de Neus', bron
van vermaak voor de jeugd ten displeziere van de meesters,
die gehaat waren in gelijk mate als de koddebeiers. Hij vertelt
van zijn spelen en wandaden in de duinen en het Bloemen-
daalse Bos, zijn fokken van vogels, zijn omgang met de huis
knecht en zijn vriendschap met niet precies ebenbürtige
makkers, waarvan hij de nodige levenswijsheid leerde en
het Haarlemse jargon. Zijn kennis hiervan is hem merkwaar
digerwijze bijgebleven tot zijn ouderdom toe. Laat ik U
enkele van zijn Haarlemismen mogen geven: in de smieze
houden, lauwloene, konkelefoezen en viesevazen, sante-
petie. Hij stelt een elftal samen uit straattypes, o.a. 'Blinde
Meyer als center', Ka Blote K., Koud-Appie en 'Louwtje staat
onder de lat'. Voorts treffen wij in zijn rijmen aan de straat
namen Peusi, Rauzenprieel, Stofie, Parelaor- en Wijde Appe-
laorsteeg, Vijfhoek, Schoolsteigie, de Kamp en 't Waaigat.
U begrijpt uit deze kleine opsomming, welk een genot
het was met Pim Mulier over oud-Haarlem te spreken. Thans
is dit niet meer mogelijk, maar wel zal ieder, die het voor
recht gehad heeft met hem om te mogen gaan, een levendige