THEO VAN REIJN 28 Mei 1884 6 Augustus 1954 'Ornavit quidquid tetigit' Op 6 Augustus overleed de bekende Haarlemse beeld houwer, Theo van Reijn. De meeste Haarlemmers is Van Reijn vooral bekend geworden door zijn grote, in hout ge stoken figuur in het Stadhuis, zijn werk aan de Kloppersingel kerk de koppen van Zwingli, Luther, Calvijn en Abraham Kuyper, die indertijd nogal wat stof deden opwaaien en het monument voor gevallenen, dat geplaatst werd aan de Jan Gijzenvaart. Minder bekend is, dat Theo van Reijn een der meest prominente figuren was in de beeldhouwerswereld, onder andere ook als schrijver over beeldhouwkunst. Theo van Reijn was een der persoonlijkheden uit de tweede beeldhouwersgeneratie, die optrad na de periode van verval, waarin de Nederlandse beeldhouwkunst enige eeuwen ver keerd had. Toen de grondslag voor het herstel gelegd was door de beeldhouwers Zijl en Mendes da Costa, waren het Van Reijn en zijn generatie-genoten: Krop, Raedecker, Polet, Chabot en Bolle, die de tweede stoot gegeven hebben om de N ederlandse sculptuur evenwaardig te maken aan die van de omringende landen. Tezamen met Hildo Krop be haalde Van Reijn indertijd de Prix de Rome aan de academie te Amsterdam, waar hij de lessen volgde van Bart van Hove. Deze prijs stelde hem in staat zijn studies in Italië te vol tooien. Na die tijd vestigde hij zich te Haarlem, waar hij begonnen is in het atelier op het Phoenixterrein. Veel beeld houwwerk in den lande is van zijn hand. Om het bekendste te noemen: 'De Maaier' te Wieringerwerf, de vrouwenfiguur en de gevel versiering van het Amstel station, de gevelversie ring van de Technische Hogeschool te Delft en het oorlogs monument te Zaandam. Tot knappe prestaties kwam de beeldhouwer vooral met zijn portretten in brons, zoals die van Dr Maria Montessori, Dr Jacq. P. Thijsse, Dr A. baron Roëll, Aert van Dobbenburg en tal van andere bekende per soonlijkheden. Zoals gezegd lagen Van Reijns verdiensten (hij heeft versierd, alles wat zijn handen hebben aangeraakt)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1954 | | pagina 44