- 40 -
noemen. Wellicht vond dit zijn oorzaak in de verschillende
geaardheid der dorpen. Overveen met zijn groote bloem-
bollenkweekerijen, tuinderijen en bleekerijen verschilde zoo
veel van het stille, rustige Bloemendaal, welks bewoners in
hoofdzaak leefden van het verhuren van optrekjes in den
zomer en van hetgeen zij verdienden gedurende den tijd, dat
de buitenplaatsen bewoond waren.
Men had in Overveen verschillende vereenigingen: o.a. de
schietvereeniging De Blinkert, die het vogelschieten beoefen
de en waarvan de leden in het najaar een feestmaaltijd hiel
den in hotel Van Ouds het Raadhuis. Als wintervermaak was
er de Overveensche IJsclub, die wedstrijden voor schoon- en
hardrijden hield op de Brouwerskolk, welke bij een derge
lijk ijsvermaak door haar schilderachtige omgeving van de
bosschen van Vaart en Duin en Belvédère den aanblik van
een prachtig winterlandschap had. Laat ik de Zangvereeni-
ging 'Overveensch Mannenkoor' niet vergeten, die twee con
certen per seizoen gaf, eerst in hotel het Raadhuis, later in de
gemeenteschool. Als slotnummer werd altijd het hier vol
gende bekende lied 'Hulde aan Overveen' gezongen, gedicht
door den hoofdonderwijzer Van der Stok en getoonzet door
den dirigent W. Wiegant:
Kent ge 't oord in 't groen verscholen,
Aan den zoom van 't Ken'mer duin,
Waar men mijm'rend rond wil dolen;
Kent gij Hollands bloementuin?
Voor dat plekje vaak bezongen,
Met natuurschoon overlaan,
Heffen wij door min gedrongen,
Onzen duinzang vroolijk aan.
Lieflijk dorpje, naar uw beemden
Komt de wand'laar blijde heen;
Maar hij keert weer naar den vreemde
Noode slechts uit Overveen.
Al wat oog en oor kan streelen,
Biedt gij hem zoo kwistig aan;
't Vooglenkoor hoort hij hier kweelen,
Bloemen geuren langs uw paan.