Het is dus alleen op het bovengenoemde prentje, voor
komend in een gedichtenbundeltje van Jacobus Heiblocq,
getiteld 'Farrago Latino-Belgica of Mengelmoes van Latijn-
sche en Duytsche gedichten, gepast op allerhande gelegent-
heden en voorvallen' (Amsterdam, 1662), dat het Huis te
Manpad als kasteel voorkomt. Dit prentje behoort bij een
bruiloftsgedicht op het huwelijk van Jacobus Heiblocq zelf
met Maria de Lange op 1 November (de eerste dag van de
bloedtvliedende maent') 1650, vervaardigd door Job van
Meek'ren. Jacobus Heiblocq 'sacri ministerii candidatus et
literatae juventutis doctor publicus' was rector van de La
tijnse School te Amsterdam; zijn bruid was de stiefdochter
van Hendrik van der Kamp, de toenmalige bewoner van het
Huis te Manpad. Job van Meeckeren verwerkt in dit gedicht
'Aen de Campse Heybloktreckers' allerlei zinspelingen op de
namen van bruid en bruidegom, van de gastheer en zijn
echtgenote, Hester du Pire, en van de gasten, die aan het
Heiblok trekken op de LANGE-brug:
Sie! de LANGE-brugh eens buygen,
Wis, sy valt wel rad in duygen,
Soo de Heiblok stijf neerparst
Dit zien wij ook op het prentje weergegeven, terwijl daar
op de achtergrond "t Huys te Mannepat' als kasteel met
torens wordt afgebeeld:
't Huys te Manpadt wil mee vallen,
Om te stutten heyt men wallen,
Dat het niet uytspatten souw;
Van de Kamp heeft 't aangenomen
(Nu is Hester sonder schroomen)
Dat het blijft een out gebouw
Wij moeten hierbij in het oog houden, dat in een dergelijk
gelegenheidsgedicht en dus ook op de daarbij behorende af
beelding vaak sterk overdreven werd, zodat het niet vreemd
zou zijn, indien men van een herenhuis een kasteel had ge
maakt. De afbeelding bij Heiblocq klopt trouwens niet met
een tekening van het Huis te Manpad, vervaardigd door de
in het midden van de 17de eeuw werkende tekenaar A. van
de Velde, welke op het Gemeente-archief van Haarlem be
rust. Daarentegen komt het hierop afgebeelde huis overeen