- 55 - alles, wat met de natuur en het landleven in verband stond, en bezat aldus uitgebreide collecties mineralen, insecten, enz., welke in vier reusachtige kabinetten bewaard werden in de grote zijkamer, die om de kleur van het behangsel 'oranjekamer' was geheten. Als liefhebber van het 'vinken' bezat hij verder een vinkenbaan en vinkenhuis en hield notitie van de vangsten in een Vinkenboek. Vele vrienden en verwanten werden door hem en zijn echtgenote, Cornelia Henriette van de Poll, op het Huis te Manpad gastvrij ontvangen. In het bijzonder was Mr Cornelis bevriend meit zijn neef Jacob Abraham van Lennep, die op 'Meer en Berg' woonde. Had tot dusver zijn deelneming aan het openbare leven zich beperkt tot wetenschappelijke en letterlievende genoot schappen op 21-jarige leeftijd werd hij reeds tot directeur van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem benoemd nadat zijn broeder in 1776 was over leden, begon ook voor Mr Cornelis een politieke loopbaan. Door zijn huwelijk met een Amsterdamse regentendochter viel het hem niet moeilijk aldaar poorterrecht te verkrijgen en de eerste stap op de politieke ladder te zetten. Eerst trad hij op als Commissaris der Desolate Boedelkamer, maar al spoedig (1782) werd hij tot Schepen en Vroedschap van Amsterdam verkozen in welke laatste functie hij tot 27 No vember 1787 aanbleef, toen hij door stadhouder Willem V werd geremoveerd. Immers hij behoorde, gelijk zijn vader, tot de anti-stadhouderlijke partij, ja was zelfs een gezien pa triot, zodat wij hem in 1796 als lid der Nationale Vergadering en daarna in verschillende belangrijke functies terug vinden. Zo werd hij in 1798 lid van het Vertegenwoordigend Lichaam, in 1801 van het Staatsbewind, in 1802 van het Wetgevend Lichaam en in 1803 Raadslid en Wethouder van Amsterdam. Zijn politieke ambten vervulde hij echter slechts noodge dwongen; zijn hart trok altijd weer naar het buitenleven. Bij de begrafenis van zijn 'vinker' Dirk van der Horst in het begin van 1813 liep hij een zware verkoudheid op, die hem, ondanks zijn sterk gestel, noodlottig werd. Op 1 Fe bruari 1813 overleed hij in zijn huis te Amsterdm, zodat hij niet meer getuige mocht zijn van de bevrijding van zijn vaderland, waarnaar hij zo zeer verlangd had, ondanks zijn reputatie als Kees.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1954 | | pagina 87