- 58 -
Het Huis te Manpad, zoals wij dat afgebeeld zien in Lut-
gers plaatwerkl2), was toenmaals het middelpunt van het
familieleven der Van Lenneps. Immers, zowel de oudste zoon
Jacob als ook de oudste dochter Anna louise hadden zich
met hun gezinnen op naburige buitens gevestigd. In 1832
huurde n.l. de eerste de buitenplaats Woestduin aan de
andere zijde van de Leidsevaart tegenover het Manpad, ter
wijl Leyduin, dat aan Woestduin grensde, toebehoorde aan
Mr H. A. van Lennep, die met genoemde Anna Louise gehuwd
was. Toen de vader, David Jacob van Lennep, die uit zijn
beide huwelijken tien kinderen bezat, in 1844 de zilveren
herdenking van zijn tweede echt vierde, was het op het Huis
te Manpad één grote familiereünie; de toen uitgesproken
toasten en voorgedragen gedichten werden, met een beschrij
ving der feestelijkheden in folio gedrukt, aan de naaste
vrienden uitgereikt.
Op 11 November 1851 werd op het Huis te Manpad de
jeugdige Prins van Oranje ontvangen, die de eerste spade
in de grond zou steken voor de nieuwe duinwaterleiding, een
bedrijf, waarvoor vooral Mr Jacob van Lennep zich beijverd
had. Échter ook Prof. D. J. van Lennep had hier het zijne toe
bijgedragen en wel door het belangeloos afstaan van de grond,
deel uitmakend van zijn bezitting Marienduin, waar deze
belangrijke gebeurtenis zou plaats grijpen. De ontmoeting
met de jonge Oranjetelg, naar wie het aldus begonnen water
Oranjekom zou heten, heeft de oude Van Lennep zeer ont
roerd, want sedert de Franse tijd was de familie zeer aan het
Oranjehuis verknocht geraakt.
Slechts ruim een jaar later, op 11 Februari 1853, werd D. J.
van Lennep na een korte ziekte aan de zijnen ontnomen. Het
Huis te Manpad bleef toen eigendom van de weduwe, Anna
Catharina van de poll, en werd na haar dood in 1860 bij de
boedelscheiding van 8 Mei 1861 toebedeeld aan haar zoon
Aernout van Lennep. De hofstede Huis te Manpad, bestaande
uit 'herenhuizinge, tuinmanswoning, koetshuis en stalling,
oranjerie, werkmanswoningen en verdere getimmerten als
mede broei- en moestuinen, boomgaarden, bos- en teelgron
den, hooi- en weilanden', was kort te voren (2 Maart 1861)
getaxeerd op 33.500,— en strekte zich uit van de Leidse
vaart tot de Glipperweg. Het gedeelte ten Oosten van de
Herenweg was steeds verhuurd geweest, evenals het perceel