- 59 -
grond tegenover de Konijnenberg, waarmede het goed nog
in 1875 werd uitgebreid.
Aernout van Lennep had het buiten overgenomen om een
openbare verkoop te voorkomen, maar niet om het te gaan
bewonen. Hij verklaarde in een schrijven aan zijn broeder
Cornelis, dat zijn financiën hem wel toestonden het Manpad
te houden zoals het was, maar niet om het te bewonen met die
luister, waarmee men het tot dusver bewoond had. De
familie was daarom overeengekomen om het hem af te staan
op de gemakkelijkste en goedkoopste wijze en hem, zo hij
toch ooit genoodzaakt zou zijn het te verkopen, toch dank
baar te blijven voor het feit, dat hij het voor slopershand
had bewaard, door zich enige mindere inkomsten te willen
getroosten.
Het Huis te Manpad werd in de tijd van Aernout van
Lennep vooral bekend door de ooftboomteelt en vruchten
cultuur, waarvoor hij een grote steun had in de tuinbaas,
Cornelis de Wilde, wiens producten op vele tentoonstel
lingen prijzen verkregen. Wat de boomteelt betreft was De
Wilde een der eersten, die een andere wijze van oculeren
toepaste, welke later algemeen gevolgd werd. Zijn 'hervorm
de' bomen werden door deskundigen zeer bewonderd en bij
zijn vijftigjarig dienst jubileum bij de familie Van Lennep
is hij door de afdeling Haarlem en Omstreken van de Neder
landse Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde gehul
digd en met een zilveren medaille begiftigd^).
Verder valt uit de tijd, dat Aernout van Lennep eigenaar
van het Huis te Manpad was, te vermelden, dat hij in 1863
aan de Staat der Nederlanden de gedenknaald op de hoek
van de Manpadslaan met de grond, waarop die rustte, afstond,
het daarmede tot een nationaal monument makende.
Daar Aernout van Lennep (overleden 30 Nov. 1891) geen
kinderen had, werd zijn nalatenschap na het overlijden van
zijn weduwe, Johanna Elisabeth Crommelin, die het vrucht
gebruik had gekregen, in 1903 onder de vele neven en nichten
verdeeld, van wie Ir David Jacob van Lennep zich op zijn
verzoek de buitenplaats Huis te Manpad zag toebedeeld op
gelijke wijze als zijn oom vóór hem. De weduwe van zijn oom
Herman van Lennep had bovendien toegezegd het van hem
te willen huren en haar kinderen bleven de huurders, toen
Mr Cornelis van Lennep het als enig kind van Ir David Jacob