- 18 - grote publiek er niet aan wilde, in weerwil van het feit, dat het boek toch eigenlijk van buitengewoon goed gehalte is. De Haarlemse gemeenschap heeft Verkruysen nog ge diend als lid van de Schoonheidscommissie. Van 1940 af heeft hij met korte onderbreking zitting gehad tot aan zijn plotseling overlijden op de avond van 14 Maart 1955. Ook daar is gebleken, dat hij een milde geest was, maar ook iemand, die op duidelijke wijze bepaalde dingen kon be lichten. Hij bleef altijd hoffelijk in zijn spreken, zonder in zijn argumentatie iets te verdoezelen. Hij zag bijvoorbeeld scherp de verwording in de hedendaagse kunst en de ver vlakking van het kunstleven, waarin de grote mond de bo ventoon voert. Hij had echter ook weer een te wijsgerige inslag, om er zich persoonlijk erg druk over te maken. Hoe Verkruysen tegenover het metaphysische stond weet ik niet. Een gelovig mens, in de gewone betekenis van het woord, was hij stellig niet. Wèl zeker is het, dat hij na het overlijden van zijn vrouw, de piano-pedagoge Jeanette van Vladeracken (die hem enkele jaren voor zijn heengaan ontviel) juist in de omgang met kunstwerken veel meta physische troost moet hebben gevonden. Hij had zelfs het plan opgevat alle plaatsen en kunststeden in het buitenland te bezoeken, waar zij eenmaal met hun beiden het schone in de kunst en het leven hadden ondergaan. De herinnering aan H. C. Verkruysen leeft bij oud-leer lingen, collega's en vrienden voort als die aan een man met een hoge opvatting van het leven. Verkruysen was iemand op wie men vertrouwen kon, omdat hij geen bijbedoelingen had. Hij was een mens, waar veel goeds van uitstraalde. A. van der Boom

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1955 | | pagina 36