- 54 -
'De Vorst nu van 't gebergt/ de hoogste onder sanden
'Die heet de Witte Blink: dewijl hij staat te branden
'Te blinken in de son: of dat veellicht de Heer
'Van Heemste/ Ridder Wit, op desen duyn weleer
'Gesien is van ons stad met blinkende banieren/
'Optwaeijend aende steng den Leeu der Batavieren
'Tot ons ontzet/ en heyl/ als 't leger van Dampier
'Noordholland had verheerd/ en meester was tot hier'
Kraantje-Lek is steeds verpacht geweest en wel 'tot een
tapperij van alle soorten van gedisteleerde wateren, zo als
van ouds tot heeden toe altoos in 't zelve is geëxerceerd
geweest' gelijk vermeld staat in een huurcedulle van 1807,
waarin we verder nog lezen:
'Edog zal het de Huurder in geenen deele nog onder
'eenig voorwendsel hoegenaamt geduurende deze
'huurtijd geoorloofd zijn om in 't voorsz. verhuurde
'perceel nog buiten den omtrek van hetzelve voor
'eenighe parthijen of geselschappen te mogen laten
'speelen op een fiool, hakkebord of andere dierge-
'lijke speel-Instrum enten.'
Van 1814 tot 1850 was kastelein in Kraantje-Lek Jan
Hendrik Hermien, opgevolgd door zijn schoonzoon Jacob
van Wageningen; dan Roosdorp en W. Dijkstra, wiens doch
ter Mevr. J. M. Weegenhuise-Dijkstra de tegenwoordige
pachteres is.
Maar nu nog eens iets anders tot slot.
Toen in April 1880 in 'De Brakke Grond' te Amsterdam
uit oud-Haarlems bezit, laatstelijk van mevrouw Copes van
Hasselt geboren de Lange (Van Wijngaarden), eerder van
Johannes Enschedé, een van de meest beroemde schilderijen
van Frans Hals geveild zou worden, kwam kunstminnend
Nederland in rep en roer. Het stuk in kwestie, bekend onder
de naam 'Jonker Ramp en zijn matres'hetwelk in de pu
blieke verkoop van Mei 1786 niet meer vermocht op te
leveren dan ƒ21,—, bracht het toen, in 1880, tot een voor die
tijd exorbitante som van 19.800,— en het werd aan een
buitenlander toegewezen. Zijn verdere lotgevallen vindt men
o.a. vermeld bij Dr C. Hofstede de Groot.