Dr e. h. krelage 28 Januari 1869—2 April 1956 Met het overlijden van Dr E. H. Krelage op 2 april 1956 op 87-jarige leeftijd, is een magistrale figuur heengegaan. Het is onmogelijk, om in een, uit de aard der zaak beknopt in memoriam, een volledig beeld te geven van de vele en grote verdiensten van de overledene. Geboren uit een geslacht, dat sedert zijn grootvader, E. H. Krelage, zich in 1811 in Nederland vestigde, nauw verbon den is geweest met de bloembollencultuur in Nederland, en opgegroeid te midden van deze cultuur, heeft hij, niet alleen aan de Nederlandse bloembollencultuur, maar aan de Ne derlandse Tuinbouw in zijn geheel zeer grote diensten be wezen. Hij was een sterke persoonlijkheid en een man van groot formaat. Een gemakkelijk man was hij niet, niet voor zijn medewerkers, zeker niet voor zijn tegenstanders, maar allerminst voor zichzelf. Hij miste de soepelheid, om zich algemeen geliefd te maken, maar toch werd zijn gezag gaarne aanvaard, door de grote gaven, welke hij bezat. Zij, die hem goed kenden, ondervonden echter, dat hij zeer goed ontvankelijk was voor redelijke argumenten be treffende een opvatting, die oorspronkelijk van de zijne af week. Ware dit niet zo geweest, dan zou hij als leider immers hebben gefaald. Zijn grote kennis, zijn scherp verstand en zijn helder inzicht in de technische en economische proble men van de Nederlandse Tuinbouw, maakten hem tot de onbetwiste leider van de Nederlandse bloembollencultuur. Op de ontwikkeling van deze cultuur heeft hij een zo grote invloed gehad, dat men zich deze niet zonder de figuur van Krelage kan voorstellen. Zijn werkkracht was enorm, maar meer nog dan de hoe veelheid arbeid, welke hij verzette, was het de kwaliteit van zijn werk, welke hem een zo vooraanstaande plaats onder zijn vakgenoten verzekerde. De autobiografie in het, ter zijner ere in 1938 uitgegeven nummer van Herbertia, omvat 34 pagina's en vertelt van een zo ongelofelijke activiteit en een zo grote rijkdom aan feiten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1956 | | pagina 28