Posthoorn, Cornelia was de echtgenote van Hans van Thilt, brouwer in de Kroon. De oudste, Johan de Wael werd een half jaar na zijn va ders dood tot lid van de vroedschap benoemd. Twee jaar later werd hij schepen, welk ambt hij twee maal vervulde (een ambtsperiode duurde twee jaar) en éénmaal vervulde hij hem slechts één jaar doordat hij in 1626 burgemeester werd. Als burgemeester heeft hij 19 ambtsperioden vervuld, maar die van 1650 niet ten volle. In dat jaar komt prins Willem II in de stad, om de afdanking van het krijgsvolk te verhinderen, doch hij slaagde hierin niet. Verbitterd over het vergeefse van zijn poging, doet prins Willem de burge meester Jan de Wael en de pensionaris Albert Ruijl, die naar 's-Hage ontboden waren, gevangen nemen. Samen met nog vier afgevaardigden van andere Hollandse steden wor den zij na een kort verblijf op het Binnenhof naar het fort Loevestein overgebracht. Men zal zich herinneren, dat Dor- drechts bekende burgemeester, Jacob de Witt, vader van de gebr. De Witt, hetzelfde lot ten deel viel. Op 17 Augustus worden zij reeds uit Loevestein ontsla gen, doch zij moesten voor al hun ambten bedanken. Dit hebben zij schriftelijk gedaan en op 15 Augustus worden hun missieven in de Haarlemse vroedschapsvergadering voorgelezen. De Wael had aan zijn ontslagaanvrage toege voegd: 'Mits blijvende in mijne eere, goede name en fame onvercort, ende tgene bij mij tot dezer dagen toe, met alle sorgvildigheyt ende getrouwicheyt inde regering is gehan- delt ende gedaen, gelaudeert ende geapprobeert.' Na beraad slaging in de vergadering wordt het verzoek ingewilligd, 'doch tot aller leetwesen'. Vier dagen later worden 'beijde Heeren van Loevesteyn sijnde gehaelt door den Heere Burgemeester van der Hoef, hier binnen Haerlem gebracht'. In de vroedschapsvergade ring van 24 Augustus d.a.v. wordt besloten, dat hun door de secretaris aangezegd zal worden, dat zij 'inde kercke haer sitplaetse sullen nemen in de oude Burgemeesters Banck'. De leden van de vroedschap willen hiermede tot uitdrukking brengen, dat zij zeer wel beseften, dat de twee heren, als afgevaardigden in de Staten-Generaal, de gevolgen te dragen hadden gekregen van datgene, wat bij allen leefde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1956 | | pagina 69