- 44 -
Bieren mochten alleen op gelei-brieven, zogenaamde bil-
lieten, vervoerd worden, dit met het oog op de accijnzen die
aan de pachter betaald moesten worden. Bij herhaling heb-
ben de diverse brouwers het aan de stok met de pachtei van
de accijns op de bieren. Van beide kanten liep men dan naar
de notaris, om zoveel mogelijk getuigen a charge en a de
charge verklaringen te laten afleggen, alvorens de zaak op
de schepenrol gebracht zou worden.
Die getuigenverklaringen, attestaties, zijn daarom zo aar
dig, daar zij woordelijk neergeschreven werden.
Zo zien wij in het voorjaar van 1626 de klerk van notaris
Jacob Schout allerlei attestaties pro en contra onze brouwer
in zake van de accijns neerschrijven. Wanneer wij de vele
doorhalingen zien en de verbeteringen dan doet dit ons ver
moeden dat de goede man het er benauwd van kreeg.
Zo komen twee getuigen verklaren dat zij erbij waren toen
Pi eter Bon en diens vrouw samen de biersleper (man die
op een slede de vaten vervoerde) vroegen: 'off het nyet on-
waerachtig en was dat hij Lodewijk oyt (van) sijn leven eeni-
ge bieren uytte voorsz.brouwerij gevoerd oft gebracht hadde
anders dan op behoorlijcke billieten, off twee op een billiet.
Het tweemaal zeker niet erg positief klinkend jae, jae van
de biersleper irriteerde de brouwersvrouw blijkbaar der
mate dat zij hem 'wat hert aengaende' (hard tegen hein te
keer ging) 'omme uyt hem de waerheijt te hebben'. Dit had
blijkbaar het gewenste succes, want nu bleef de biersleper
standvastig 'persisteren noyt eenige bieren uytte de voorsz.
brouwerije en hadde gebrach als op behoorlijcke billieten
Nog een biervoerder en een waterhaalder verklaren te samen
met Pieter Bon naar het huisje van een bierdrager gegaan
te zijn die uit zich zelf verklaard had (dit uit zich zelf zullen
wij wel met een korreltje zout te nemen hebben) 'in faveur
van de brouwer' te willen getuigen hoe de pachter tegen hem
gezegd had dat hij diende te verclaren dat hij op Saterdach
uyt de brouwerij bieren gewrocht hadde'. Als een toneel-
held voert onze bierdrager er aan toe: 'al ist dat hij (menende
de pachter) mijn in apprehensie (gevangen) neme, ik ende
sal anders nyet getuyche'. Hij heeft zich echter aan die be
lofte niet gehouden, want wij zien hem door Pieter Bon
weer voor de notaris gebracht, die hem in het bijzijn van