- 52 -
palen aan de gronden van Groot- en Klein-Bentveld van
Matheus Lestevenon, in het Westen meende men, dat de
ïmiet gedeeltelijk gevormd werd door de bezittingen van
Faulus Loot Heer van Zandvoort, die deze ambachtsheerlijk
heid m 1722 had gekocht, in het Noorden zou het duinbezit
van trederik Berewouts (ongeveer het tegenwoordige Jacht
duin) de grens zijn. 'Drie eijndens' van het Zwarte' Veld
waren zo ten naastebij bekend. Ten aanzien van de grenzen
langs de Olmers, aan het strand en tot aan de Overveense
(Bloemendaalse) weg tastte men in het duister. De landmeter
JanSpruytenburgh maakte in 1739 een kaart van het Zwarte
Veld, die echter thans spoorloos is.
Terstond gaat Romswinckel met Dirk Koster een nieuwe
pachtovereenkomst aan voor tien jaren (1723-33) teuen een
pachtprijs van 250,- 's jaars. Hij behoudt zich voor het
recht van zodenslag, van het halen van zand en hakken en
rooien van hout. In dit contract ontbreekt een omschrijving
van het gepachte. Wel verklaart Koster, dat hij altijd 'de
conijnen onbepaald en tot aan het strand en tot aan de Over-
veenscheweg gevangen en uitgedolven' heeft. Hij sterft in
17-8 en met zijn weduwe, Cornelia van der Vorst, sluit
Romswinckel een nieuwe overeenkomst voor eenzelfde tijd
vak en op dezelfde condities. Het Zwarte Veld wordt dan een
wel gepopuleerde duyn' genoemd, toen nog rijk aan water,
waarover in het pachtcontract wordt gezegd: 'De Huurde-
resse zal de Water-rellen wel moeten "openhouden dat het
water zijn schot kan hebben'.
In 1738 kwam Elswout met de bijbehorende duinen no-
™in 'iet ^czit van Mr Gualtherus Petrus Boudaen
(17U4 1781), bewindhebber der Ver. Oostindische Com
pagnie, gehuwd met Catharina Margaretha Romswinckel,
dochter van Abraham en van diens eerste vrouw Margaretha
Romswinckel. Hij was de zoon van de zeer welgestelde predi
kant Ds Petrus Boudaen en van diens echtgenote Marga
retha van der Hell. Burgemeester van Amsterdam gewor
den, waar hij in 1729 kerkmeester der Eilandskerk was,
bewoonde hij daar op de Keizersgracht een huis met een
huurwaarde van toen 1.803,-. In 1742 hield hij in stad
zes dienstboden, koets en vier paarden, zodat het bedrag van
het door hem verschuldigde 'heeregeld' 7 wel aanmerkelijk
zal zijn geweest. Zijn jaarinkomen werd geschat op de voor