te Haarlem, Jacob Staats Boonen, Mijnssen en Willem Borski Jr assumeerden. De jachtresultaten zijn sindsdien ge boekstaafd met een stiptheid, die een hedendaags ambtenaar van het Centraal Bureau voor de Statistiek zou sieren. Ter stond valt op bij bestudering daarvan het uiterst geringe aan tal van 41 konijnen in het eerste jaar (1847) op een zo grote oppervlakte geschoten. Het aantal hazen in dat jaar neer gelegd bedroeg echter 315. Sindsdien gaat het met de ko nijnenvangst in stijgende lijn, met die der hazen in dalende: 301 konijnen in 1850, tegen 183 hazen. Als regelmatig ter jacht geïnviteerde gasten worden vermeld de Heren Enschedé, Mr Floris Adriaan Baron van Hall, de bekende Minister van Financiën, Lestapis, Van Lennep, Van Loon, Francis Melvill, bankier en consul-generaal van Groot-Brit- tannië en Ierland, Tindal enz. Voor het eerst neemt op 1 October 1851 de toen 17-jarige Willem Borski Jr (1834— 1884) als gast aan een duinjacht deel. In tegenstelling tot zijn vader was hij reeds op zeer jeugdige leeftijd een gepassio neerd jager. In 1852, het jaar, waarin voor 360,— de sedert 1775 jaarlijks verschuldigde recognitie van 14,— is afge kocht, wordt hij als deelhebber in het jachtgezelschap opge nomen, en toen in 1854 het einde van de jachtpacht in zicht kwam, was het te verwachten dat de jonge Borski er bij zijn vader ten sterkste op zou aandringen de jacht in de duinen voortaan in eigen hand te houden. Geen schoner geschenk zal de vader zijn zoon in zijn 21ste levensjaar hebben kunnen geven, dan zijn beslissing het beheer en de regeling der jach ten van toen af aan hem toe te vertrouwen en over te laten. De vier volgende jaren was het Borski Jr niet mogelijk daar van ten volle te genieten. In 1856 belette een reis door Rus land hem zijn geliefde sport uit te oefenen. Gedurende de jachtseizoenen van '57, '58 en '59 werd in Schotland en Engeland gejaagd, doch sindsdien zag men hem elk jaar in het veld met zijn gasten, o.w. de Bloemendaalse burgemeester J. P. Lonbar Petri, en ook een zekere Dr Parmley, Engels man van geboorte, doch in de Verenigde Staten opgeleid en gevestigd als mondarts. Deze kwam telkens in Londen, waar hij in de voornaamste kringen zijn hulp verleende. Hij was een groot sportbeoefenaar en excelleerde als ruiter en jager. De oude Heer Borski, die met zijn gebit sukkelde, had hem weten te bewegen ook eens naar Holland te komen. In Den

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1956 | | pagina 90