de hoofdverdieping tevens naar de boven de Dreefvleugel liggende zolderverdieping. Aan de Dreefzijde bevond zich de 'eetkamer voor bijzondere gelegenheden' (thans commissiekamer) met daarnaast de 'porcelein- en zilverkamer' (thans garage). Deze voormalige eetkamer verdient vooral de aandacht voor haar fraaie betim mering met ronde hoeken en haar met in hout gesneden guirlandes (handwerk) rijk versierde panelen. De overige vertrekken in de benedenverdieping van de vleugel langs de Dreef waren tot logeerkamers ingericht. De naast de eetkamer langs de Dreef gelegen logeerkamers, vijf in getal, doen thans dienst als werkkamers voor de leden van Gedeputeerde Staten, terwijl twee aan de tuinzijde gelegen logeerkamers thans zijn ingericht als bureauruimte voor de 4de afdeling. Aan het Paviljoen Welgelegen is in de loop der jaren slechts weinig veranderd. De wijzigingen door Lodewijk Napoleon voor de 'bell-etage' van het Paviljoen te Haarlem 'geprojec teerd en begeerd', waardoor, volgens de toenmalige Amster damse architect B. W. H. Ziesenis, dit gedeelte 'zo van be woning als verfraaiing veel verbeteren' zou, zijn door Lode- wijk's val niet meer tot stand gekomen. De belangrijkste ver andering, die tevens het uiterlijk aanzien van het gebouw heeft gewijzigd, heeft bestaan in het (in 1870) vervangen van de oor spronkelijke staande lantaarnkappen boven de beide grote zalen ter weerszijden van het hoge middenblok door toenmaals meer moderne bovenlicht-constructies. Enkele andere wijzi gingen zijn bijvoorbeeld het aanbrengen (in 1838) onder het terras aan de voorzijde van het Paviljoen van een deur ten behoeve van de woning van de bewaarder (thans concierge) en het met glas overdekken (in 1869) en later geheel ver bouwen van twee open binnenplaatsen, die zich bevonden ter weerszijden van de grote vestibule aan de tuinzijde van het gebouw. Het nieuwe gedeelte der provinciale griffie is verrezen ter plaatse van het gebouw der voormalige, aan het Museum van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1958 | | pagina 102