107
kleine brug het aan het Spaarne gelegen hoofdgebouw.
Enige tekeningen uit deze tijd, o.a. van H. de Leth in
'Zegepralent Kennemerland (Amsterdam z.j.) van
Mattheüs Brouerius van Nidek, laten verder zien, hoe
voor dit in klassieke stijl opgetrokken met pilaren en beelden
versierde herenhuis, dat vanaf het Spaarne een zeer fraaie
indruk gemaakt moet hebben, een doolhofachtige tuin lag.
Bijzonder pittoresk is ook de toegangspoort, waarboven in
sierlijke smeedijzeren letters de naam van de buitenplaats
en de eigenaar stond.
Na de dood van zijn vader op 3 maart 1773 erfde David
Mattheüs van Gelder de Neufville, die de naam van
zijn grootmoeder bij de zijne voegde, deze prachtige buiten
plaats. Hij huwde te Haarlem op 6 maart 1774 Elisabeth
Barnaart, telg uit een zeer bekende Doopsgezinde familie
te Haarlem. Het einde van de Republiek opende voor David
Mattheüs de toegang tot de regeringsambten, die tot nog
toe voor hem als Doopsgezinde gesloten waren gebleven.
Zo werd hij in 1803 raad, in 1804 schepen en in 1811 zelfs
adjunctmaire van Amsterdam. Kort na het herstel van de
onafhankelijkheid van Nederland in 1813 overleed hij.
In tegenstelling met vele andere buitenplaatsen, die in
de Franse tijd een vervalperiode doormaakten, onderging
'Spaar-en-Hout' onder hem zelfs een uitbreiding Op 12 mei
1806 kocht David Mattheüs van Gelder de Neufville
voor f 4.600,van de erfgenamen van Jan Pietersz. Zand-
voort en Aagje Cornelis Schrama een buitenverblijf, ge
naamd 'Lommerlust', en een boerewoning, van ouds het
'Maagdenhuis', gelegen aan het einde van de Kleine Hout
weg, voor f 4.600,19.
Na zijn dood op 6 juli 1814 werd zijn oudste dochter,
Margaretha Jacoba de Neufville, de eigenaresse20.
Zij was op 6 februari 1775 te Amsterdam geboren. Door een
val in haar jeugd liep zij mank. Zij genoot echter een bij
zonder zorgvuldige opvoeding, zowel in talen als in schil-