HAARLEMS
MONUMENTENZORG IN 1958
Nadat in het voorafgaande jaar de opbouw van de af
deling monumentenzorg van Openbare Werken alle aan
dacht in beslag had genomen, vormde 1958 het eerste jaar,
waarin van de activiteit meer naar buiten kon blijken. De
grootste hindernis bij het werk bleek nog te worden gevormd
door het geldgebrek van het Rijk. Aan het eind van het
jaar kwam daarvoor, tot onze verheugenis, een oplossing in
het zicht.
De uitwendige inventarisatie van de monumenten kwam
gereed. Het gehele grondgebied van de gemeente werd
daarvoor onderzocht, en alle gebouwen, die bij beschouwing
van het uitwendige als monument van belang bleken, zijn ge
registreerd. Thans is een begin gemaakt met de opneming
van interieurs en achtergevels. Een afzonderlijke inven
tarisatie van gevelstenen kwam gereed.
Een aantal afzonderlijke vondsten was aanleiding tot een
speurtocht naar gebouwen, waarvan de constructie nog uit
de vijftiende of zestiende eeuw kan dateren, en door een
gothisch houten skelet wordt gevormd. Dit bleek nog aan
wezig in de panden Grote Markt 21 en 29, Jansstraat 85,
Gedempte Oude Gracht 46 en Ursulastraat 2-12 (het voor
malige St.-Ursulaklooster). Grote Markt 21 en Gedempte
Oude Gracht 46 zijn voor documentatie reeds opgemeten.
Twee belangrijke restauraties werden in 1958 ter hand
genomen en voltooid. De zeventiende eeuwse bouwvallige
topgevel van Zijlstraat 96a werd nieuw opgemetseld, waarbij
de oorspronkelijke vorm van de beëindiging met een nisje
onder de bovenste trede van de trapgevel aan de hand van
gevonden sporen kon worden hersteld. Dit nisje is een typisch
Haarlems detail, dat men bijvoorbeeld ook aantreft aan de
topgevels van de panden Spaarne 108, Botermarkt 27 en