ONDERSCHRIFTEN VAN DE
PORTRETTEN DER GRAVEN
EN GRAVINNEN VAN HOLLAND
HERAUT
Die afkomste van Hollant sal ik vertoonen,
bewysen waer die eerste hier was ghebooren,
hoe tgraefschap ghesproten is uit vier croonen
als tkeysers ende vranckrijckse, dat suldy hooren.
Het is ghebeurt lang hier te vooren,
dat die edeldom van Troyen Vranckrijck regheerde,
na welcken is Pippijn int rijck vercooren,
die selve de croone als conynck begeerde.
Hoewel men daer Pippijn dus hooghelyck eerde,
hy en was die conynklycke stamme niet,
maer, want hy uit Gallyen die Saracenen weerde,
is hem die eere daer voor gheschiet.
Pippijn na desen hem wel beriet
ten eynde om langhe sijn macht te deuren,
dus woud hy alleen ende ghebieden liet
dat wapen van Vranckrijck niemant te veuren.
Dan Aquitanyen die hertoch en dorst hem niet reuren,
al was hij ghecommen van sconyncx stam,
hy liet die lelyen ter selver euren
ende dit wapen van Troyen hy weder nam.
Van Pippij ns bloede een conynck quam
Karolus, die caluw alsoo gheheten
op welcken niemand en dorst worden gram,
want tKeyserrijck en Vranckrijck heeft hy beyde beseten.
Ter saken van desen, dat suldy weten,
is hem doen Hollant oock toe gheschreven,
in welcken hy heeft hem rechts vermeten
ende heeftet voor keyserlyck leen uutghegheven.
Van Aquytanyen was een jongste soon ghebleven,
dien hy ghaf Hollant ten eeuwyghen daghen;
dese wert daerin als grave verheven,