ONDERSCHRIFTEN VAN DE PORTRETTEN DER GRAVEN EN GRAVINNEN VAN HOLLAND HERAUT Die afkomste van Hollant sal ik vertoonen, bewysen waer die eerste hier was ghebooren, hoe tgraefschap ghesproten is uit vier croonen als tkeysers ende vranckrijckse, dat suldy hooren. Het is ghebeurt lang hier te vooren, dat die edeldom van Troyen Vranckrijck regheerde, na welcken is Pippijn int rijck vercooren, die selve de croone als conynck begeerde. Hoewel men daer Pippijn dus hooghelyck eerde, hy en was die conynklycke stamme niet, maer, want hy uit Gallyen die Saracenen weerde, is hem die eere daer voor gheschiet. Pippijn na desen hem wel beriet ten eynde om langhe sijn macht te deuren, dus woud hy alleen ende ghebieden liet dat wapen van Vranckrijck niemant te veuren. Dan Aquitanyen die hertoch en dorst hem niet reuren, al was hij ghecommen van sconyncx stam, hy liet die lelyen ter selver euren ende dit wapen van Troyen hy weder nam. Van Pippij ns bloede een conynck quam Karolus, die caluw alsoo gheheten op welcken niemand en dorst worden gram, want tKeyserrijck en Vranckrijck heeft hy beyde beseten. Ter saken van desen, dat suldy weten, is hem doen Hollant oock toe gheschreven, in welcken hy heeft hem rechts vermeten ende heeftet voor keyserlyck leen uutghegheven. Van Aquytanyen was een jongste soon ghebleven, dien hy ghaf Hollant ten eeuwyghen daghen; dese wert daerin als grave verheven,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1958 | | pagina 62