72 van Oranje-Nassau (Prinses Wilhelmina) om levenslang door Haar in vruchtgebruik te worden bezeten en behoorlijk te worden onderhouden. Deze vorstin, Prinses Frederika Sophia Wilhelmina, sedert 1806 weduwe van Stadhouder Willem V, had Haarlem tot woonplaats gekozen. De omstandigheid dat het stad houderlijk gezin er in 1788 een dag had doorgebracht als gasten van de bankier Hope, die hen op Welgelegen, zijn pas gebouwde buitenverblijf, aan zijn tafel ontving, is blijkbaar niet zonder invloed geweest op deze keus. Prinses Wilhelmina, die in de namiddag van de 17de juni 1814 Haarlems gemeente bestuur op het Paviljoen in audiëntie ontving, heeft er met haar dochter Frederika Louisa Wilhelmina, weduwe van Carel George August, Erfprins van Brunswijk-Wolfenbuttel (gestorven 15 oktober 1819), tot haar dood (9 juni 1820), des zomers gewoond. De door Prinses Willemijntje bewoonde vertrekken aan het oostelijk einde van de grote zalen aan de Paviljoenslaan (thans gedeeltelijk in gebruik bij de 5de afdeling) hebben nog lang daarna de naam 'Prinsessekwartier' gedragen. Haar dochter bewoonde het aan het einde van de Kamperlaan gelegen 'Klein Paviljoen', dat via de tuinen met een houten luchtbrug over de Kleine Houtweg in verbinding stond met het 'Groot Paviljoen'. In 1819 heeft Lodewijk Napoleon nog getracht aan spraken te doen gelden op het Paviljoen, maar bij vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Haarlem van 20 juni 1820 werd hem deze eis ontzegd. Het Paviljoen Welgelegen, dat sedert 1820 weer onbewoond was, heeft nog een ogenblik in gevaar verkeerd van verkocht en misschien gesloopt te worden. De voornaamste aanleiding hier toe was wel de slechte en verwaarloosde toestand waarin het gebouw zich toen bevond. Gebleken was namelijk, dat, om het Paviljoen weer in behoorlijk bruikbare staat te brengen, zeer aanzienlijke kosten zouden moeten worden gemaakt, welke voor het gebouw alleen op niet minder dan f 45.000, werden begroot. Een en ander had tot gevolg, dat koning

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1958 | | pagina 94