ogenblik tien en negen jaar herinneren zich, hoe hij hen gadeslaat bij het sleeën op de helling van het onvolprezen vijvertje in het Overbosch. 'Er is wat met Aarnoud', zegt mijn vader, 'hij doet niet mee!' Veertien dagen later wordt hij op zesenveertigjarige leeftijd begraven. In zijn jonge jaren zit hij veel in het buitenland, vooral in Engeland, waar dit type man veelvuldiger voorkomt dan in Nederland. Ik denk aan lord Lonsdale. 'Mr. Crommelin al ways came here with his horses', zegt mij de portier van het ouderwetse Morley's hotel op Trafalgar Square, thans afge broken. Aarnoud herkent paarden als mensen, ook wanneer hij ze in tien jaar niet gezien heeft. Zijn omgangsvormen en ook zijn taal zijn informeel. Twintig jaar zal zijn weduwe hem overleven. Zij blijft nog lange tijd op het grote huis wonen, maar betrekt later 'Bosch- zicht' aan de Heerenweg, dat kan worden gerekend tot Berkenrode te behoren. Voor ons op Kennemerduin wordt ze daardoor nog meer een overbuurvrouw. In dorpse besturen steunt zij gaarne op mijn moeder, omdat ze zich moeilijk geeft, maar voor haar vrienden heeft ze alles over. Tot het laatst van haar leven imponeert ze ons door haar schoonheid. We hebben veel van haar gehouden. In mijn herinnering zijn haar man en zij typische voorbeel den van de karakteristiek, door mevrouw Van Verschuer op de Hartekamp omstreeks 1897 gegeven van de clan, die ik beschrijf. Ik citeer: 'Het kenmerkende van de samenleving (op de buitens) in de omstreken van Haarlem is, dat er geen plichtple gingen zijn In het Haarlemsche laat iedereen den ander waaien, als hij daar lust in heeft, maar de ver knochtheid lijdt er niet onder. Als het er op aankomt, blijkt men hecht verbonden in den kring van Appie en Ampie Deze laatste zin koos ik tot motto voor mijn verhaal, maar de volledige aanhaling maakt de bedoeling duidelijker.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1959 | | pagina 101