121 eenige uytnemende stucken een tafereel hanghende op schuts- doelen, daarinne hij een geheel corporaelschap geschilderd heeft' enz. Alleen al op grond van deze uitlating lijkt ons het auteur schap van Pot niet voor bestrijding vatbaar. Het valt niet te verwonderen, dat het juist de Cluveniers zijn geweest, die Pot een opdracht hebben gegeven tot het vervaardigen van een schuttersstuk. Hij was immers in deze tijd één der hunnen. Op de gebruikelijke wijze zal hij de lagere rangen hebben door lopen om daarna inde periode 1630—1633, ter vervullingvan een tussentijdse vacature, tot luitenant bij deze schutterij te wor den benoemd. Later is hij overgegaan naar de St. forisdoelen en hij heeft ook daar tot tweemaal toe een tussentijds openge vallen luitenantsplaats ingenomen. De schilder Hendrick Pot behoorde niet tot de kring, waaruit de schutter-officieren voort kwamen. Zijn herhaald optreden als invaller en het uitblijven van bevordering tot hogere rangen bij de schutterij is hierdoor te verklaren. Na beide ambtsperioden van Pot bij de St. Joris- doelen zijn de 'afgaande' schutter-officieren door Frans Hals geschilderd. Wij treffen hem dan ook aan op de schuttersstuk ken van 1633 en 1639. Teneinde de door deze studie geïdentificeerde officieren en onder-olficieren op het stuk van Pot uit 1630 iets duidelijker in hun Haarlemse omgeving te plaatsen volgen thans nog en kele nadere gegevens van de voorgestelde personen. Van links naar rechts komen op het schilderij voor: Pieters Maertensz. Oudewaagh (zn. van Maerten Pietersz. en Geertje Maertensdr.)geb. Haarlem circa 1580, raad en sche pen te Haarlem, ontvanger der convoyen en licenten, kapitein Cluveniersdoelen 1621—'24, 1627-30, 1636—'39, 1642—'45, f Haarlem 26 maart 1646, tr. Haarlem 11 mei 1614 Lysbeth Christiaensdr., geb. aid. 24 april 1594, begr. Haarlem 16 nov. 1647, dr. van Christiaen Willemsz., uit Geldrop, en Catelina Jacobsdr. Pieter Jacobsz. Olycan (zn. van Jacob Pietersz., koopman in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1960 | | pagina 123