- 26 - in-lood de mozaiekkunst zijn voornaamste oeuvre was. Als zo danig heeft hij zijn bekendheid verworven. Hij werd inzonder heid door zijn kerkinterieurs vermaard. Tableaux voor moza ïekwanden, welke vooral door de figuraal-religieuze voorstel lingen van een bijzonder coloristisch decoratieve betekenis kun nen worden genoemd. Men moet Anton Molkenboer op zijn atelier, vóór 1940 te Den Haag daarna te Haarlem hebben meegemaakt. Een ar tiest met vakliefde en arbeidsvreugde die, en hoe enthousiast, geheel in zijn werk wist op te gaan. Een knap tekenaar, die het vak a.h.w. in zijn vingers had. De ontwerper, die de techniek van de mozaiekkunst volkomen beheerste. Niet minder enthousiast wist hij zijn excursisten rond te leiden, in zijn eigen verbeeldingskracht mee te voeren. Graag sprak hij daarbij over zijn studiereizen naar Ravenna, de oud-christelijke bakermat der mozaiekkunst, voor welker Byzantijnse invloeden hij zeer gevoelig was. Dit neemt niet weg, dat hij ten aanzien van de vormgeving een beslist eigen opvat ting had. Molkenboer had een voor hem geëigend modernisme. Dit wil zeggen een vrijelijk naturalistisch-, doch abstract stylistische karakteristiek, waarbij gelijk als in de vroege en latere Middel eeuwen, het didactisch element zeer sterk naar voren trad. We herinneren ons ook nog de opvoering van het Sint Fran- ciscus-Gebarenspel in januari en februari 1917 in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Den Haag. De artistieke leiding, het scenario en de decoratieve uitbeeldingen waren van Anton Molkenboer. Een ethisch dramatisch spel, dat tot een voor ons aesthetisch coloristische synthese werd opgevoerd. Molkenboer was mede docent in de klassiek-historische cos- tuum- en draperiekunde. De persoonlijke omgang Ik denk vooral aan de onderlinge verhouding op de schets- club van de Haagse Kunstkring in Den Haag. Het was in de kelder van de Ridderzaal, waar we ijverig het modeltekenen beoefenden. Anton Molkenboer was daar als onze nestor, ons imponerend

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1960 | | pagina 28