34 in druk gereed. In samenwerking met prof. dr. J. H. Plantenga kwam het historische handboek 'Vijftig eeuwen bouw-, beeld- en schilderkunst' tot stand. Hij is de schrijver van 'Hedendaagse prentkunst in Neder land', van 'Acht Vlaamse en Nederlandse Houtgraveurs', van 'Met kunstprenten gesierd', van 'Hans Holbein de Jonge', van een boek over C. A. Lion Cachet, ik doe slechts een greep, hij heeft meer werken op zijn naam staan. Zo verscheen na zijn dood, bij de Wereldbibliotheek 'De kunst der glazeniers in Europa 1100—1600'. Een uiterst belangrijk werk. Maar ook als schrijver over grafische kunst heeft hij enorm veel gepresteerd en in die kwaliteit betrok hij vooral de laatste jaren ook het exlibris en de gelegenheidsgrafiek. Hij maakte deel uit van de jury voor toekenning van de NEK-prijs 1950. Toegerust met een grote kunsthistorische kennis, die nergens zwaarwichtig werd, begaafd met een intuïtief gevoel voor de technisch-ambachtelijke mogelijkheden, was hij een betrouw bare gids in een wereld van 'artistieke' radeloosheid, een rade loosheid die heel 's werelds kunstbezit van voor 1950, Rem brandt inbegrepen, naar de prullemand van het fotografisme verwijst. Iwan Goll, de schrijver van 'Stervend Europa', heeft eens gezegd: 'De kunstenaar schildert niet om der wille van de kunst, maar om des mensen wille'. Deze éne zin geeft de grond aan, waarop Anton van df.r Boom zijn kunsthistorisch werk bouwde, niet in abstracte theoretische betogen, maar naar het leven gericht, daaruit opbloeiend. Hij was geen kunstbeschouwer, die de schoonheid aan het menselijke onttrok, integendeel, daarvoor was hij te menselijk, te bewogen. Hij was niet lijdend aan de ziekte der modernen, hij deed niet mee aan de dialectiek van het modern intellect. Zo moest hij zich in deze tijd van mode-snobs en reclamezucht wel terugtrekken binnen de muren van zijn eigen, schijnbaar klein domein, zich verbazen over zoveel bluf en weinig ziel. Maar daarachter vond hij zijn helden, o.a. de grote cultuurfilo soof prof. Huizinga en de dichteres Henriëtte Roland Holst. Bij hen vond hij steun en kracht, kracht tegen cultureel verval, verwildering, tegen wat Dirk Coster noemde 'het verraad der

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1960 | | pagina 36