35
klerken'. Met de vraag 'zijn wij nog mensen, of zitten wij op de
zetels der beulen' (Camus)met die martelende vraag is Van
der Boom plotseling heengegaan.
Laat nu niemand denken, dat hij voor de kunstuitingen van
ernstig werkende jonge kunstenaars niet openstond. Niets is
minder waar. Vele exposities van verschillende kunstenaars
heeft hij in zijn school verzorgd. Maar hij zag de techniek als
voertuig van de Geest, vandaar dat hij aan die techniek hoge
eisen stelde. Wat voor een pianist geldt, geldt evenzeer voor de
beeldende kunstenaar. Dat was zijn standpunt. Heeft hij zich
nimmer vergist? Ik zou willen zeggen: gelukkig wel, want hij
was mens.
Met een citaat uit zijn eigen werk 'Scheppen en Schouwen'
moge ik eindigen. Hieruit spreekt wat zijn hart bewoog, waarin
hij geloofde. Daarvoor dank ik hem. 'Het is nooit gemakkelijk
de vrouw van een groot kunstenaar te zijn. Men moet zichzelf
geheel kunnen wegcijferen en een muur van stilte en ondoor
dringbaarheid om een kunstenaar kunnen optrekken, waar
binnen hij werken kan, hem dan niet lastig vallen met de
kleine vragen van de dagelijkse dingen en zorgen, hem oprecht
bewonderen of zelfs vereren, zij het niet blindelings. Dat is al
tijd verkeerd.'
Bentveld Aart van Dobbenburgh
Bewerkt naar het levensbericht van dr. van der Boom in
de Boekcier door A. van Dobbenburgh.