69
deze deling begrepen. Op 2 September 1637 verkoopt Jansz.
zijn bleek voor 2287 gulden, 18 stuivers en 10 penningen aan
de garenbleker en oud-schepen Jacob Pieters Wanten, die de
blekerij al in gebruik had. Reeds terstond verkeerde Wanten
met zijn buurman Pieter Ramp op gespannen voet. Aanvanke
lijk liep de strijd over de grenzen van hun bezittingen. Later
was een twistpunt de lozing van het water van de bleek van
Ramp door de sloten van die van Wanten en zo vervolgens
onder de Heereweg (Bloemendaalseweg) door de gronden van
het latere Sparrenheuvel naar de lage landen. Ten aanzien
van het grensgeschil kwam men op 27 April 1643 tot een ver
gelijk, naar aanleiding waarvan Wils weer een 'grond-caerte'
maakte, waarop ook de gebouwen, die nu in de verdeling be
grepen waren, stonden aangegeven. De quaestie der waterlozing
veroorzaakte groter moeilijkheden. Tenslotte werd ook op dit
stuk een convenant bereikt door 'tusschen spreecken vande
Eersame Frans Sijmonssen van Boogaert ende Abraham Davit-
sen als arbiters', hetwelk op 28 Februari 1648 door de Haar
lemse notaris Coesaert schriftelijk werd vastgelegd en dat in
hield, dat 'de Heere Ramp zijnne waterlosinge sal hebben, ende
onverhindert nu, ende ten eeuwigen dagen behouden, over
ofte door de erff ende gront vande voornoemde Jacop Wanten
ende dat op de cortste maniere voor de voornoemde Fleer
Ramp, ende de minste schade van voornoemde Jacop Wanten'.
Daar waar de waterlozing met die van Jacob Wanten gemeen
zal komen, zal hij tot 'gemeene costen' worden schoongemaakt
en onderhouden. Pas in de beginjaren van de 18e eeuw zal de
waterafvoer weer ter sprake komen, (zie boven)Bovendien
worden nog enkele kleine grenscorrecties aangebracht, die de
landmeter Cornelis van Duindam op 6 Maart 1648 in kaart
brengt.
In de vijftiger jaren der 17de eeuw sterft Jacob Wanten, zijn
weduwe Janneke de Nijs achterlatend met nog minderjarige
kinderen. Geassisteerd door haar broeder Pieter en door Jacob
Pietersz. de Wael, de voogd harer kinderen, transporteert ze op
26 Mei 1658 de Oude Mol aan Gerrit de Klerck. In de nu
volgende halve eeuw wordt de bleek enige malen en zelfs bij