70
gedeelten verkocht. Willem Pieters, Pieter Willems en Jan Ael-
berts van der Til hebben gedeelten in eigendom. In 1679
wordt Jacob van Daelen, gehuwd met Trijntje Willems van
der Til, eigenaar van een vierde part. In Maart 1700 failleert
Jan Pieterse van der Til, en de curatoren over zijn insolvente
boedel transporteren het tot die boedel behorende gedeelte van
de Oude Mol aan Van Daelen, die hierdoor eigenaar wordt
van de gehele Oude Mol. In de winter van 1706/07 overlijdt
Van Daelen. Jan Lourisz en Cornelis van Aelst verkopen op
7 April 1707, in hun qualiteit van executeurs-testamentair, aan
Govert Keetelaer, zoon van Pieter Keetelaer en Maria Gree-
ven, koopman te Haarlem: 'Een schoone en welgelegen gaeren
bleeckereij met desselfs huysinge, Bleekvelde, bepootinge en
plantagien van dien ende verders cum Annixis, genaemt de
Ouwe Mol, gelegen in den banne van Aelbertsbergh, over de
plaets van de heer van de Capelle (Sparrenheuvel)voor
2900,—7)Vier dagen later wordt Keetelaer door Rijnland
toegestaan dat 'hij in Plaets van de Oude en uytgaende hoo
rnen staende voor sijn bleeckerij genaemt de Mol geleegen in
Bloemendael Een opgaende haegen met Een schut heyningh
sal mogen doen setten, blijvende op de oude voet sonder de
wegh te vernauwen off te te Incorporeeren'. Op St. Nicolaasdag
1712 geeft hij zijn bleek in pand aan Mr. Diederick Dicx, raad
en oud-burgemeester van Haarlem, baljuw van Kennemerland
en Hoogheemraad van Rijnland, omdat hij van hem 2000,—
had geleend a 4 ten 100.
In deze tijd ook ontstaan moeilijkheden tussen Keetelaer en
zijn buren over de lozing van het water van de Groote Mol
door de Oude Mol. Rijnland verzoekt aan Gillis de Nijs,
Abraham Voet, Dirck Hooft en Isaac Malefijt, allen blekers
aan de Jan Gijzenvaart, 'omme te inspecteeren de Waterlos-
singe off overloop van de Bleekereijen van de Heeren Nicoo-
laas Blaupot ende Govert Ketelaar". Op 10 April 1715 brengen
deze deskundigen hun schriftelijk advies uit. Zij verklaren
'dat zij de novo en op nieus de voorgemelden waaterlossin-
ge off overloopinge hebbende geinspekteert ende naukurig
beschout, ende dat wij hebben bevonden als datter in de dam