71
ten ijnde van de scheijsloot, van de booven gemelde bleeken,
aan het spoelgat van de Hr. Govert Keetelaer, ende aan de-
selvs seijde, is gelegt een nieuwe pomp (lees: duiker), ende
welke pomp wij sustineeren, dat aldaar niet en behoord te
leggen, maar dat de pomp die onder in de gront legt genoeg
is, daarenboven dat de selve niet vermag of en behoord ge
opend te werde, als ter tijd, wanneer int voorjaar de meer ge
melde scheijsloot werd uitgeschooten ende anders niet; verders
dat aan het ijnde van het soo genaamde mollegat dient gelegt
te werde een steene beer of muur met een uyt gehoude hard
steen van een voet wijt, opdat het water daar op koomen te
vallen, moetende dezelve op soodanige hoogte gelegt werden,
als het water ordinaris in de voors. sloot is staande, waarmeede
wij vermeijnen, aan 't oogmerk ende de beveelen van welge
melde Heere Hoogheemraaden te hebben voldaan
Om een snellere doorstroming van zijn gietsloten met helder
duinwater te bereiken, had Keetelaer buiten Blaaupot om,
eerst het spoelwater van diens bleek belet om af te vloeien en
vervolgens een nieuwe duiker doen maken, die het heldere
water vlugger dan door Blaaupot gewenst van de Groote naar
de Oude Mol deed stromen. De daardoor ontstane ruzie leidde
tot een door Blaaupot aangespannen procedure. Hierin weet
hij op 24 Juli 1717 een voor hem gunstige verklaring te produ
ceren, afkomstig van Gerrit en Cornelis Witsenburg, die toen
bij de herberg de Knip aan het einde van de Kleverlaan te
Bloemendaal een blekerij exploiteerden. Tenslotte wordt in
Februari 1718 tussen partijen een accoord gesloten, waarvan de
inhoud hiervoor reeds in het kort is weergegeven. In de zomer
van 1719 sterft Keetelaer ongehuwd te Haarlem. Behalve de
Oude Mol laat hij twee huizen in de St. Ursulasteeg te Haar
lem na, al welk onroerend goed in publieke veiling wordt ge
bracht op 9 December 1719. Koper van de Oude Mol wordt
op 17 Januari 1720 Nicolaas Blaaupot voor 2520,-.