83
enige zoon Jean Pierre Etienne Voute was hoogleraar aan het
Athenaeum Illustre te Amsterdam en woonde daar later op
de Keizersgracht over de Westermarkt. P. F. Voute weet het
grondgebied van De Rijp met nog enkele stukken duin te ver
groten, o.m. met de droogberg van Bijvoet's blekerij langs de
Bloemendaalseweg tussen de tegenwoordige Parkweg en Rijper-
weg. In October 1804 koopt hij de op De Rijp rustende erf
pacht af voor 200,—.
Door de ongunst der tijden werd het onderhoud van een
18de eeuwse buitenplaats te kostbaar. De snoeiwerken, de hoge
hagen en de ingewikkelde parterres werden verwaarloosd en
kwamen in verval. Toen er weer rustiger tijden aanbraken en
men de vervallen tuinen ging herstellen, geschiedde dit in de
modestijl, de Engelse landschapsstijl. Aldus gebeurde het ook
op De Rijp, naar het recept van Rousseau, die in zijn La Nou
velle Héloise de vraagt stelt: 'Que fera done l'homme de goüt
qui veut se faire une promenade a la porte de sa maison?' En
hij geeft daarop het antwoord: 'II rassemblera l'eau, la verdure,
l'ombre et la fraicheur II ne donnera rien a la symétrie'.
P. F. Voute bezat nog meer gronden in het Haarlemse,
waarvan hij op 25 Augustus 1815 drie morgen weiland tussen
Korte Zijlweg en Brouwersvaart te Overveen, verkoopt aan
Mevrouw Hooft—Warin van 'Vaart-en-Duyn'18)Toen hij op
13 November 1822 was overleden, brachten zijn erfgenamen De
Rijp in veiling. Jan Twisk, makelaar te Amsterdam, koopt het
buiten op 21 April 1823 ten behoeve van zijn meester Willem
Hendrick Backer, koopman en bankier aldaar, wonende op de
Heerengracht bij de Leidschegracht, voor 30.910,—. Op 1 No
vember 1822 had Backer reeds het over De Rijp gelegen Spar
renheuvel met Overbos gekocht. In de koopacte wordt van De
Rijp een uitvoerige beschrijving gegeven. Duidelijk blijkt dat
de plaats in landschapsstijl is aangelegd. Zelfs ontbreekt een
eigenaardig soort echt Hollands vijvertje niet, de ronde goud
viskom, achter in de plaats, waar vroeger een parterre lag. In
de loop van de 18de eeuw was de liefhebberij om goudvissen
te houden ontstaan. Reeds in de 16de eeuw was bekend, dat
er in Japan en China goudkleurige vissen waren, maar eerst in