129
achter 'de Bellaert'. De achteruitgang van 'de Bellaert' als
herberg in het begin van de 17de eeuw kon dus wel zijn oor
zaak hebben in de opkomst en bloei van de concurrerende
herberg 'de Valck'.
Een attestatie van 16 september 1629 53 geeft ons weer de
naam van de toenmalige waard in 'de Vergulde Valck', een
zekere Roelant van Clarenbeeck, vermoedelijk dezelfde
die in het Verpondingsregister van 1628 als eigenaar van het
derde huis ten noorden van 'de Bellaert', dan het huis van
Cornelis Quakel, aan de oostzijde van de Kruisstraat, onder
de naam Roelant trompetter voorkomt.
Roelant van Clarenbeeck is in de Grote Kerk begraven
op 13 december 1642. Zijn nalatenschap werd op 9 juli 1643
gedeeld door zijn kinderen, te weten zijn zoon Wouter en
zijn dochters, Johanna gehuwd met Cornelis Calantius,
brouwer in 'de Swaenhals', Metgen echtgenote van Dirck
Glaude te Amsterdam en Catharyna, die met Mattheus
Calantius was getrouwd. De huizinge en herberg 'de Valck'
in de Kruisstraat 'mitsgaders stallinge, schuyre, erve ende
werve met alle appendentien ende dependentien vandien',
door Roelant van Clarenbeeck bewoond en gebruikt, werd
hierbij toebedeeld aan de echtgenoten van de oudste en jong
ste dochter, Cornelis en Mattheus Calantius, en geschat
op de waarde van 16125 Kar. gld. 54. Cornelis Calantius,
brouwer en substituut-officier, en zijn zoon (sic!) Mattheus
Calantius, herbergier in 'de Vergulde Valck', hebben op
30 mei 1640 een hypotheek van f 5320,genomen op de
huizinge, stalling en erf van 'de Vergulde Valck' in de Kruis
straat, door Mattheus Calantius bewoond en gebruikt, te
gen een jaarlijkse rente van f 150,55.
Cornelis Calantius had in 1640 de brouwerij 'de Swaen
hals' aan de oostzijde van het Spaarne tezamen met Loth
Schout gekocht. Hun compagnieschap werd op 29 juli 1649
beëindigd56 en op 6 september d.a.v. hebben Cornelis
Calantius als man van Johanna van Clarenbeeck en
Mattheus calantius als weduwnaar van Catharyna van
Clarenbeeck de huizinge en herberg 'de Valck' met stalling,