145
gevens. De klein gedrukte getallen in de tekst verwijzen
naar zijn „Aanvullingen" uit 1910.
Uit een koopacte van het jaar 1655 23 vernemen wij, dat
het gehele huidige terrein van het Vrouwe- en Antonie Gast-
huys toen reeds in één hand was, behoudens de hoek tussen
Franekersteeg en Klein Heiligland, waarop twee huisjes aan
't Klein Heiligland gelegen waren (nog altijd loopt aan de
Zuidzijde van het hofje de nu naamloze Franekerpoort of
-steeg). Bovendien behoorden tot het bezit nog twee huizen,
grenzende aan de achterzijde van het hoofdgebouw, welke
later in andere handen overgingen en bij onze verdere be
schouwing niet van belang zijn.
Dat hoofdgebouw werd in 1648 „volbouwt" voor Pieter
Joosten Bogaert, zeepzieder te Haarlem, „ter plaetse daer
te vooren geen huys en heeft gestaen", (kohier van de Nieuwe
Getimmerten). Zijn wapen prijkt weer in de cartouche bo
ven de voordeur, nadat het vele jaren door dat van Coymans
overdekt was geweest. In 1653 wordt bij de verkoop van een
huis aan de Grote Houtstraat een acte opgemaakt, waarin
over dit pand vermeld wordt „Achter streckende aen 'thoffgen
van Pieter Joosten Bogaert". Nergens vond ik vermeld
wie de stichter van dat hofje is geweest. Heeft Bogaert dit
zelf achter in zijn tuin opgericht? Werd het uit liefdadigheid
gesticht of hebben besloten ligging en bouworde („rontomme
de schoone plaetse") de benaming van „hofje" bepaald? Wel
licht is 't één zowel als 't ander het geval.
Dank zij de acte uit 1655, toen de weduwe Dorothea
Coymans-Berck, vrouwe van Alblasserdam, het gehele per
ceel kocht van de erfgenamen van wijlen Joost Cromme-
lingh, kunnen wij ons een voorstelling maken van de toenma
lige situatie:
„eerstelijcken een groot, schoon, nieuw, sterck welbetimmert
huys metten erve" (het huidige hoofdgebouw), „alsmede de
thuyn, belent aen de Zuytsijde Huybert Theunisz ende de
stege" (bedoeld is de Franekersteeg), alwaer desen coper sal
vermogen te stellen een deure, omme aldaer een uytgangh te
hebben" enz. (In de oude muur langs de Fi anekersteeg be-