officieren, tot wier uitrusting de sponton (piek met kwast) behoort, onderscheiden van de sergeants, die met een helle baard zijn bewapend. Het stuk is ongedateerd, doch een aantal officieren, zoals Johan Claesz. Loo, Johan Schatter, Cornelis Backer, Andries van der Horn en Jacob Buttinga herkennen wij van andere stukken en zo is aan te tonen, dat hier de „af gaande" schutterij van de Cluveniersdoelen uit 1633 is af gebeeld. Op het eerste plan voor de tafel zien wij de kolonel Johan Claesz. (van) Loo met zijn lange commandostaf, om wie van links naar rechts gegroepeerd staan de vaandrig van het blauwe vendel, kapitein Cornelis Backer (wit), een sergeant (oranje), vaandrig Jacob Steyn (wit), een sergeant (wit), en kapitein Johan Schatter (blauw). In het midden voor de tafel is gezeten luitenant Jacob Buttinga (blauw), naast hem staat kapitein Andries van der Horn (oranje). Rechts van de tafel zit luitenant Hendrick Pot, als invaller voor de kort tevoren overleden Claes van Napels. Merkwaardigerwijze is hij hier, evenmin als op het stuk van Hals van 1639, geschilderd met een sponton. Hij is afgebeeld met een boek. Men zou verwachten dat hij een oranje-sjerp droeg, omdat de achter hem staande derde lui tenant Nicolaes Olycan met de witte sjerp is getooid. Pot heeft evenwel een blauwe sjerp en dit versterkt onze indruk dat hij ook hier slechts tijdelijk als luitenant optrad en zijn blauwe sjerp als sergeant heeft behouden. Achter de tafel komen nog drie sergeants voor, hetgeen het totaal aantal ser geants op vijf brengt. Op de achtergrond ontwaart men nog twee wachthoudende manschappen. Op dit schilderij ontbreken dus de fiscaal Johan Damius, een vaandrig en een sergeant. Damius was reeds in 1627 als fiscaal geschilderd. Het ontbreken van een vaandrig kan ik niet verklaren, omdat niet bekend is wie de derde vaandrig in deze zittingsperiode is geweest. De mankerende sergeant zal, naar ik aanneem, Hendrick Pot zijn, die tijdelijk tot luite nant was gepromoveerd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1961 | | pagina 63