70
driemaal toe werd hij bij een tussentijdse luitenantsvacature
tot plaatsvervanger benoemd, maar nimmer bracht hij het
tot een directe benoeming of hogere functie bij de schutterij.
Ook in de onderhavige periode werd hij eerst op 3 september
1636 benoemd ter vervanging van de kort tevoren overleden
luitenant Pancras Vos. Onbarmhartig is dit gesymboliseerd
in zijn plaats op dit stuk.
De luitenant van het witte vendel moet volgens het Naam
register Francois Wouters zijn en blijkens de oude opgaven
is hij de no. 4, die inderdaad een witte sjerp draagt. Hij was de
enig overgebleven luitenant van de in 1636 benoemde en wij
zien hem dan ook in het tweede plan op de beste plaats staan:
tussen en iets achter de kolonel en de fiscaal. Hij is de meest
rechtse regent op de twee jaar later, in 1641, door Frans
Hals vereeuwigde regenten van het St. Elisabeth's Gasthuis.
De gelijkenis is treffend.
Nu beginnen echter de moeilijkheden want op het stuk
komen blijkens hun spontons nog twee luitenants voor, de
nos. 6 en 19. De laatste staat in de oude manuscripten uitdruk
kelijk te boek als de sergeant Hendrick Goning. Wanneer wij
zijn levensloop nagaan dan blijkt dat hij voor de eerste maal
een officiersfunctie bekleedde in de periode 1639'42 en wel
als luitenant bij de Cluveniersdoelen. Hendrick Coning zal
dus van 1636'39 als sergeant bij de St. Jorisdoelen hebben
gediend, maar bedongen hebben dat hij op het schuttersstuk
van 1639 werd afgebeeld als luitenant tot welke rang hij in
middels, toen het schilderij werd vervaardigd, was bevorderd.
Fevens is hiermede verklaard waarom er slechts vijf en niet
zes sergeants met hellebaard op dit stuk staan afgebeeld.
De schuttersofficier no. 6 wordt van oudsher vermeld als de
luitenant Cornelis Coning. Hij was in de periode waarop dit
schilderij betrekking heeft luitenant, echter niet bij de St.
Jorisdoelen, doch bij de Cluveniersdoelen en wel bij het witte
vendel. Inderdaad draagt de officier no. 6 een witte sjerp en
wij mogen daarom aannemen dat hier Cornelis Coning is
afgebeeld. De officieren van de Cluveniersdoelen hebben in
1639 geen groepsportret laten maken, hetgeen begrijpelijk is