114 Nicolaas Lublink, voor ƒ14.000,Hij was de zoon van de Amsterdamse notaris Daniël Lublink, en was gehuwd met Francoise Claudine Gallas. Lublink is de laatste bewoner geweest. Na een vierjarig bezit laat hij op 17 Augustus 1811 Voorduin in ,,Het Gulden Vlies" te Haarlem in veiling brengen door de makelaars J. M. Guépin, A. de Waal Malefijt Jr., W. van der Vlugt en J. Broese Alexanderszn. Enige af beelding van het huis is niet tot ons gekomen. De veilcondi- tiën bevatten een zeer uitvoerige beschrijving van het buitentje. Deze hier op te nemen beoogt het gemis daaraan wat te ver goeden „Een extra fraaye en zeer aangenaam gelegen hofstede, genaamd Voor-Duin, voorzien bij het opkomen van een extra groot dubbeld ijzer hek, gaande men door een schoone en met groote linde boomen beplante laan tot op een groot pleyn mede met groote boomen beplant, op dit pleyn een Extra groote heeren huizinge opgaande met een groote arduinsteene trap met yzere leuningen. Door twee groote glaaze deuren komt men in een royaal voorhuys of gang met groote marmere plaaten bevloerd en gestucadoorde zolder. Ter linkerzijde van dezelve een met doek behangen zijdkamer, gelambriseerd, ge- plaffonneerd en met een schoorsteen met een marmere mantel en een vaste spiegel, kasse etc. voorzien. Ter rechterzijde een behangen zijdkamer, gelambrizeerd en gestucadoord, gaande men uit dezelve door een porte brisé in een groote eetzaal met een fijn geschilderd be hangsel, gelambrieseerd en gestucadoord. aan het einde van de gang een groote behangen koepelkamer waarin een schoorsteen met marmere mantel, een vast buffet met een fonteyn kasten enz. Verder een dwarsgang mede met marmer bevloerd, aan het einde van dezelve een secreet, boven mede een gang. Ter wederzijden van dezelve diverse logeerkamers meest met kassen en ver dere gemakken voorzien, verder een ruime kleerzolder over het geheele huisonder deze huizinge een onderhuis mede voorzien van een gang met marmer bevloerd, ter

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1962 | | pagina 116