115 wederzij de van dezelve meijden en knegtskamers, pro visiekamer, kookkeuken met alle commoditeiten, com plete wijn en provisiekelders, turfhok etc. Verder op de plaats een complete stallinge voor tien paarden, groot koetshuis, berghok enz., mitsgaders een complete tuinmans-wooning, nog een groote billard- kamer waarbij een extra groote menagerie waarin een groote gemetzelde eendekom, hoender- en duivenhokken etc., hebbende de heerenhuizinge de alleraangenaamste en weid uitgestrektste uitzichten over een groote laan op de plaats, een groote karperkom, de landerijen naar de Delft, de Kleeverlaan naar de stad Haarlem, verder een extra schoone en naar de nieuwste smaak aangelegde plaats, doorsneeden met diverse slingerpaden, boom gaarden broey- en trekkassen, karsenbogaard, moeserij etc. Aan het einde van deze plaats een extra groote koepel, zijn uitzigt hebbende over de Heerenweg (Bloemendaalseweg) Ontdaan van alle superlativen ziet de verbeelding een voor de Franse tijd wat ouderwets, achttiende eeuws huis, niet groot, in de bouwtrant van weidser buitens als Frankendaal, Over-Holland of Amstelrust, met een in landschappelijke zin gemoderniseerde tuin. De onrustige, dure tijden waren er niet na om gemakkelijk kopers te vinden. Zich voor eigen bewoning een buitenplaats met de ganse toestel daarvan op de hals te halen leek weinig aanlokkelijk. Overal kwamen plaatsen onder de hamer en telkens weer traden grondspeculanten op voor wie een heren huizing op het land een prooi betekende die eenmaal be machtigd, zorgvuldig werd uitgebeend en bij stukjes en beetjes werd gesleten tegen een zo hoog mogelijke prijs. Niet de beruchte vandaal Christiaan Stumphius, makelaar en ook nog eenige tijd vrederechter te Beverwijk, maar de Haar lemse koopman Lambert Sabelis wordt Voorduin met het merendeel der gronden in veiling toegewezen. Het transport geschiedt ten overstaan van notaris Jacob Scholting te Haar lem op 4 October 1811. De koopprijs bedraagt ƒ9515,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1962 | | pagina 117