- 125
aan de voet der duinen aan de andere kant reeds in de 11e
eeuw bestaan heeft, wordt wel algemeen aangenomen. Hoe
dit deel van Kennemerland er echter voor die tijd uitzag en
of hier bewoning mogelijk en ook aanwezig geweest is, daar
over heerst geen enkele zekerheid. De oude binnenstad van
Haarlem is (evenals b.v. Leiden) zeer duidelijk gelegen op
heuvelachtig terrein in een sinds een tiental eeuwen volstrekt
vlak gebied. Dit doet vermoeden dat de vestiging veel ouder
is en weerstand geboden heeft aan met name de verstuivingen,
die het omliggende land hebben vervlakt. Ook het kronke
lend verloop van het Spaarne binnen de oude stad zou dit
bevestigen. Daarnaast heeft de recente vondst van een enorme,
op zandgrond gelegen en door onderstuiving geconserveerde
vroonhoeve uit de eerste eeuw na Christus op het snijpunt van
Delftlaan en Rijksstraatweg, waar men slechts onbewoonbare
veengrond vermoedde, de hele geo-archeologische kijk op
deze streek min of meer op losse schroeven gezet. Men gaat
zo tot de veronderstelling neigen, dat water en verstuivingen
het hele nu als „eeuwig" vlak bekendstaande gebied nog niet
eens zo lang geleden volledig van aanzien hebben doen ver
anderen.
Voor ons onderwerp is het echter niet nodig zover terug te
gaan. We kunnen ons bepalen tot de periode na ca 1500 en
de situatie ten noorden der ommuurde stad dan ongeveer
als volgt omschrijven.
Door Jans- of Kruispoort de stad verlatend, betreedt men
een nagenoeg vlak terrein, voor driekwart bestaande uit
moerassige veengrond, welke zich tussen duinen en Spaarne
uitstrekt tot aan het „open water" van het latere IJ- of
Wijkermeer. De zandrug waarop Haarlems poorters een
veilige en economisch gunstig gelegen woon- en werkplaats
vinden, loopt in noordelijke richting verder en deelt het
gebied in twee langwerpige stroken. Over deze zandstrook
slingeren zich 's Heerenweg (thans Schoterweg en Rijks
straatweg) en de latere Middel- of Doodtweg via het gehucht
Schoten en de Verkeerdeweg (de verbinding tussen de daar