126 eindigende zandstrook en de duinen) 1 naar de Sandpoort en vervolgens Velsen en Alkmaar. Ook treft men er reeds de Cleverlaan aan, welke genoemde wegen verbindt met het Huis ter Cleef en Aelbertsberg. Vooral het gebied tussen Heerenweg en duinen is slecht toegankelijk en gedeeltelijk onontgonnen als gevolg van de bijzondere vochtigheid. Het nog in grote hoeveelheden uit de duinen afvloeiende water verzamelt zich in het veen en wordt op gebrekkige wijze langs natuurlijke weg afgevoerd door een aantal west-oost lopende beekjes, waarvan de Grote- of Schoterbeek (ongeveer ter hoogte van het Huis te Zaanen) en de Schotervliet (meer naar het noorden) wel de belang rijkste zijn. Bovendien overstroomt regelmatig de zg. Velserdijk, welke in vroeger eeuwen werd aangelegd als provisorische water kering tegen het opstandige IJ-water; het water loopt dan langs de Sandpoort, over de Verkeerde weg en zet het hele gebied onder water. Uit allerlei blijkt dat dit inderdaad zeer regelmatig gebeurde. Als eerste poging om tot een zekere drainering te komen, heeft men waarschijnlijk reeds in de 14e eeuw (mogelijk ongeveer tegelijk met de Velserdijk) midden door het veen de Delft gegraven, welke het verzamelde water in het IJ-meer kon doen afvloeien. Het gebied zelf valt voor een klein deel onder de jurisdictie van de stad Haarlem, voor het overige onder die van Brederode. Men vindt hier de strooksgewijs oost-west lopende (ambachts)heerlijkheden Zuid-Akendam, Hogerwoerdt, Schoterbosch, Zaanen, Schoten, Schoter vlieland en in het uiterste noorden Noord-Akendam, elk met hun haard- en hofsteden, een groot aantal adellijke behuizingen en rechthuizen. Voorts bevinden zich in dit vlakke land op korte afstand van de wallen het in 1407 gestichte Klooster der Reguliere Kanunniken en de in 1319 gestichte St. Jacobs Capelle, later Leprozenhuis, thans Gem. Tehuis voor Ouden van Dagen aan de Schotersingel. De waterhuishouding van het gebied valt onder de super- m

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1962 | | pagina 128