133
naer de Spaerne toe, die mits den troublen en't vervallen
van den tijt, op eenige plaetsen onbruikbaer geworden
was.
Ende noch voorts opwaerts vaerende gecomen waeren
mette schuijte tot aen zeecker beecksken lopende tot naer
de Spaerne toe door Schoten, beneffens de woninge van
Joncker Adam van der Duijn en van Za Mr Jan van
Sloten, nu Jacob Dircxs, mntmr. etc.".
In het verdere verslag laat men weten, dat beide vaarten
„toegewassen" liggen en dat het hoog nodig is nieuwe ope
ningen te maken, opdat het water een andere uitweg kon
vinden, dan alleen door de sluis in de Kerfsloot. Burgemeesters
overwegende hoe dit te doen, lieten getuigen horen om be
wijzen in handen te krijgen dat dit zg. „schouwbeken" waren.
Uit de afgelegde verklaringen blijkt dat de Grote of Schoter
beek altijd een schouwwatering is geweest, welke door de
buren van Aelbertsberg moest worden onderhouden, doch
dat het niet bekend is, wanneer die beek is ontstaan. Hetzelfde
zou het geval zijn geweest met de Heussensvaart, waarvan
zij zich nog herinneren, dat zij gegraven werd.
Waarschijnlijk is het de Haarlemse regering gelukt de
vaarten enigszins te doen ruimen, want er worden geen klach
ten meer van de brouwers vernomen. Wel vinden we in 1602
nog vermeldde Heussensvaart voorzover gelegen onder Ael
bertsberg „jegenwoordich niet tot sanderij gebruikt legt ver
vuilt en toegewassen" 12.
Inmiddels bleef de Velserdijk regelmatig overlopen, terwijl
de uit 1515 daterende dam aan de Verkeerdeweg en daar
gelegen hebbende „veensluys" onvoldoende waren of niet
goed onderhouden werden. Toen nu in de herfst van 1621
de Velserdijk weer op verscheidene plaatsen doorbrak, deed
de Haarlemse regering, niet bij machte zelf handelend op te
treden in het gebied dat onder de jurisdictie van de heer van
Brederode viel, door tussenkomst van haar beide Hoogheem
raden bij Rijnland het verzoek tussen Sandpoort en Spaarn-
dam een dijk te leggen waarop door Haarlem toezicht mag