- 141 de Cleverlaan gelegerd waren op terreinen, die zoals we ge zien hebben bijzonder drassig waren. Verschillende schrijvers vermelden trouwens hoe deze vochtigheid het moreel der troepen ongunstig beinvloedde. Bedenken we hierbij dat het beleg ruim een jaar geduurd heeft en de belegeraars dus alle gelegenheid kregen hun kampementen zo gerieflijk mogelijk in te richten, dan lijkt het geenszins onwaarschijnlijk dat men naar middelen gezocht heeft het terrein rond het Huis ter Cleef te draineren. Op de situatietekening behorende bij de inspectie van 1619 staat een stelsel van sloten aangegeven, dat wijst op een wel overwogen aanleg, terwijl daar ook de naam „molensloot" gebezigd wordt, welke dus kennelijk reeds langer in zwang was. In dit verband is als mogelijkheid te overwegen, dat op de plaats van de huidige molen, ongeveer 300 m ten westen van het Huis ter Cleef en 150 m ten noorden van de Clever laan, op last van het Spaanse opperbevel een slotenstelsel, waaronder een deel van de latere molenwetering, gegraven is, met een gemaal om het water in de daar reeds lang liggende Heusensvaart te hevelen. De ligging van de molen op de zuidoever van de Heussensvaart lijkt niet toevallig, gezien de richting van waterloop en krimpmuren, en zou bevestigen, dat het zuidelijk gedeelte van de molenwetering het oudste is. Het ontbreken van enig aanbestedingsdocument of acte van grondoverdracht kan voorts wijzen op een weinig officiële totstandkoming. Misschien doet zich nog eens de gelegenheid voor de sluier rond het geboortejaar van de molen wat verder op te lichten. Samenvatting Het bovenstaande kan ten slotte als volgt worden samen gevat. Het gebied ten noord-westen van Haarlem heeft in de vroege middeleeuwen sociaal-economisch weinig betekenis gehad. De aanvankelijk open verbinding met het watergebied der latere IJ-meren heeft een sterk wisselend waterpeil met zich mee gebracht, waardoor tussen de hoger gelegen duin wand aan de westzijde en de (toen nog aanzienlijk heuvel-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1962 | | pagina 143