FRANS HALS TENTOONSTELLING 1962 Tijdens de vergadering van de subcommissie van de beeldende kunst d.d. 18 maart 1960 kwam de vraag naar voren op welke wijze de stichting zou kunnen worden her dacht van het Gemeentelijk Museum, die in 1862 plaats vond. Na het afwegen van verschillende mogelijkheden ging de voorkeur uit naar de organisatie van een tentoonstelling van werken van Frans Hals. Zulk een expositie zou immers de grootst mogelijke luister kunnen geven aan de herdenking van een gelukkig initiatief, dat de schone erfenis van Haar lems belangrijkste kunstenaar een blijvende bestemming- verzekerde, aanvankelijk in enkele zalen van het stadhuis, sedert 1913 in het monument aan het Groot Heiligland, dat sindsdien als Frans Halsmuseum een wereldfaam geniet. Het College van Burgemeester en Wethouders nam het advies van de Commissie spontaan over en aldus werd in de vergadering van de Raad der Gemeente d.d. 22 februari 1961 officieel tot de organisatie van de tentoonstelling besloten. Door het besluit d.d. 12 april van hetzelfde jaar van Gede puteerde Staten van Noordholland werden de plannen ook van deze zijde geapprouveerd. Na deze „eerste steenlegging" werden twee commissies in het leven geroepen, die zich respectievelijk met de esthetische en met de algemeen organi satorische taak zouden belasten. De esthetische taak bestond in de eigenlijke samenstelling van de tentoonstelling en het benaderen van de bruikleengevers. De verantwoordelijkheid hiervoor werd in handen gelegd van een kleine commissie, bestaande uit de Heren H. P. Baard, directeur van het Frans Halsmuseum als voorzitter, Mevrouw J. A. de Vries als Secretaresse en als leden de Heren D. Schwagermann, adjunct-directeur van het Frans Halsmuseum, Dr. A. B. de Vries, directeur van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen (Mauritshuis) en Prof. Dr. Seymour Slive, professor of Fine

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1962 | | pagina 152