Dr. JAN S'TEFFIN BARTSTRA 30 juni 188719 november 1962 Na de schok en de emode van het onverwachte overlijden van een geliefde persoonlijkheid, en na de bewustwording van het gemis, beginnen gevoelens van dankbaarheid alle andere te overheersen. Het verzoek om hem die voor mij veel meer was dan oud-leraar alleen, te herdenken, brengt mij ertoe, dat gevoel van intense dankbaarheid te analyseren. Ik kan daarbij niet anders dan uitgaan van het zelf beleefdehet geeste lijk klimaat van het Haarlemse gymnasium in de jaren twintig. Mijn generatie had daar het grote voorrecht, dagelijks in contact te komen met zeer markante en uiteenlopende per soonlijkheden. Hoe uiteenlopend ook, zij allen droegen bij tot die typische geest van ongezouten kritiek in een meestal humoristische, maar zeer weinig parlementaire taal, waarbij geen heilige huisjes gespaard werden. Een geest die ons door drenkte van afkeer van alles wat pompeus en arrogant was, van ieder die zich liet voorstaan op positie of stand. Pas later heb ik beseft, dat dit mede een indirecte methode is geweest om ons te brengen tot begrip van het platonische ware, goede en schone. Een groot aandeel in het aankweken van een derge lijke mentaliteit had uit de aard van zijn vak en van zijn persoonlijkheid de geschiedenisleraar. Hoe ziet een kind, in die jaren van stormachtige geestelijke groei, zijn leraar? Wat wisten wij van zijn belangrijke wetenschappelijke werk in die jaren; de Geschiedenis van het moderne imperialisme, dat in 1925, zijn proefschrift: Twaalf jaren vrijehandspolitiek, dat in 1928 verscheen? Wat drong tot ons door van het feit dat hij al van 1919 af de bezielende secretaris was van de Haarlemse volksuniversiteit? Zijn knappe wekelijkse politieke overzichten in het religieus-socialistische blad Tijd en Taak ontgingen ons volkomen. Evenmin drong tot ons door dat geestelijke cory feeën als Banning en Geyl tot zijn goede vrienden behoorden. Wat wij wèl kenden, was zijn persoonlijke stijl, de ongemeen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1962 | | pagina 41