46
zo uitdrukkelijk wordt aangeduid als „vangenisse van der
voirs. stede", terwijl de gevangenis op de stadspoort zou
moeten dienen voor „mijns Genadighe Heren gevangenen",
zal moeten geconcludeerd worden, dat men in 1524/5 om
een of andere reden, misschien bezuiniging, besloot om ook de
stedelijke gevangenis naar de Janspoort over te brengen.
De Janspoort schijnt echter als gevangenis niet te hebben
voldaan. Gebrek aan ruimte was hiervan vooral de oorzaak,
te meer, toen zo velen om den gelove gevangen werden gezet.
Vermoedelijk is dit ook de reden geweest, waarom de stad
in 1549, blijkens een post in de Thesauriersrekening van dat
jaar, wederom een huis in de Barteljorisstraat aankocht
„omme een gevangenhuys daeraf gemaect te worden' Het
transport van dit huis is voor Schepenen gepasseerd op 6
december 1549: Joost Jansz. van Neck goutsmit verkoopt dan
aan Gheryt Steffens oud-burgemeester (de gevolmachtigde
van de stad) zijn huis, „daer hy nu ter tijt inne woont, staende
in de Batteljorisstraet tusschen terff van Hoorn an deen zyde
ende de wed. van Willem van Berckenrode an dander zyde
voor 400 Philippus gulden „te XXVII stuvers tstuck' Deze
Willem van Berckenrode was de tweede zoon van genoemde
Gheryt Gherytszoon van Berckenrode, die het huis op de
hoek van de Grote Markt en de Barteljorisstraat van zijn
vader erfde, terwijl zijn oudere broeder Hendrick het Huis
te Berckenrode (onder Heemstede) verkreeg4. De nieuwe
gevangenis zou dus komen naast het huis, waar te voren de
stedelijke gevangenis werd gevonden.
Men begon met de verbouwing van de nieuwe aankoop
al in augustus 1550, althans volgens een post in de Thesau
riersrekening van 1550/1, waarbij „tot maickinge van een
nyeuwe stock of gevangenhuys in de Batteljorisstraat" voor
stenen, kalk, enz. en het loon der „werckgesellen" 699 pond
10 penningen worden geboekt. In maart 1551 werd het werk
echter gestaakt, terwijl de meeste materialen nog „onver
wrocht" bleven liggen. Dit laatste wijst er op, dat er een kink
in de kabel was gekomen. Gonnet vermoedt, dat men er van
hogerhand bezwaar tegen maakte, dat Haarlem er twee