47
gevangenissen op na zou houden en dat daarom op 18 novem
ber 1556 twee burgemeesters van Haarlem en de pensionaris
der stad op het Huis te Assumburg onder Heemskerk een
conferentie hadden met Gerrit van Assendelft, president van
het Hof van Holland. Blijkens de post voor vacatiën en reis
kosten, voorkomende in de Thesauriersrekening van 1557,
wordt namelijk vermeld, dat de heren van Haarlem met
Gerrit van Assendelft o.a. hadden „gecommuniceert ende
geconsuleert op de sake van de nyeuwe vangenisse binnen
Haerlem te maken".
Spoedig hierna zien wij echter ook plannen om de grafelijke
gevangenis binnen de stad door een nieuwe te vervangen. De
aanleiding hiertoe was een aanschrijven aan de magistraat
van Haarlem van Antoine de Lalaing, graaf van Hoog
straten, de tijdelijke landvoogd, van 17 oktober 1557 over de
slechte bewaking van de gevangen genomen Herdopers, die
uit de (Janspoort) gevangenis predicatiën tot den volke had
den kunnen houden. Haarlems regering verdedigde zich
daartegen met een request, waarin zij toegaf, dat de gevan
genis, die zij „Uwe Majesteyts vangenisse" noemde, niet aan
de eisen voldeed tot bewaring der ketters, en daarom verzocht
om een nieuwe en betere gevangenis, „een goet, starck vange
nisse in eene bequame plaetse binnen Uwer stede van Hair-
lem", echter buiten bezwaar van de stedelijke finantiën, doch
ten laste van de Koning en van „Kennemerlant, Beverwijck
ende zijnen toebehooren, daerinne alle de confiscatien comen
tot Uwe Majesteyts profijte". In de apostille op dit request
werd inderdaad last gegeven om de gebieden, waarover de
stad Haarlem het halsrecht had, aan te schrijven om bij te
dragen tot de bouw van een nieuwe en grotere gevangenis
binnen Haarlem. Het resultaat, dat hierin bereikt werd bij de
verschillende gerechten, was echter gering 5, zodat van zo'n
nieuwe gevangenis niets is gekomen.
Het gevolg is blijkbaar geweest, dat de bouw van de stede
lijke gevangenis in de Barteljorisstraat, die niet, gelijk de
Janspoort, stond „verre van het Stadthuys ende Marctvelt,
daer men denselven delinquanten moet questioneren ende