75
De volgende dag gingen de broeders op stap en, al winkelend
deden zij allerlei huishoudelijke inkopen. Daarna was het
schoonmaken geblazen, waarbij zwabber en dweil uitstekend
werk verrichtten.
De eerste twee bewoners van het „St. Nicolaasgesticht"
verschenen op 1 mei 1887een Heemstedenaar en een Rotter
dammer. De voorwaarden van intrede waren: men diende
55 jaar te zijn en een inkoopprijs van vijf- tot achthonderd
gulden gestort te hebben. Daarvoor konden de inkopers
rekenen op goede verpleging, geneeskundige behandeling,
vrije apotheek enz. (Waaruit de „enz." bestond, staat niet
nader omschreven). Het aantal bewoners van Sint Nicolaas
groeide al spoedig tot 14, het maximum dat in het gesticht
te huisvesten viel.
Vanaf zijn start had overste Rabanus het eigenlijk niet goed
kunnen zetten, dat hij en zijn medebroeders hier in Haarlem
moesten 'verplegen onder supervisie van een regentencollege.
(In geen der toenmalige huizen van de Montabauers stonden
de broeders onder controle van een of ander instituut.)
Uit die dagen dateert een overeenkomst tussen de broeders
en de regenten inzake wederzijdse rechten en verplichtingen
en honorering der broeders. Behalve voeding, licht,
vuur enz.(?) was voor de broeders gestipuleerd: indien er 6
verpleegden waren, zouden de broeders 2500,per jaar
ontvangen; voor elke verpleegde beneden het aantal 6
ƒ200,minder per jaar; voor elke verpleegde boven 6
ƒ350,meer per jaar. Volgens Bartjesiaanse berekening
zullen de broeders, bij hun sterkte van 14 verpleegden,
ƒ5300,per jaar gebeurd hebben. Volgens overeenkomst
stond het aantal broeders, dat ten koste van het gesticht
verpleging te presteren had, vastgesteld op vijf.
In het najaar van 1887 werd broeder Rabanus opgevolgd
door broeder Ambrosius, die naar Haarlem reisde met een
koffer vol idealen en wensen. Hij wenste o.m. de werkkring
der broeders uit te breiden, door hun ook de verpleging op te
dragen van zieke mannen, die elders in Haarlem dus
buiten de muren van St. Nicolaas gehuisvest waren.