91
rapporten de kolonel Van Berckenrode op het schuttersstuk
van Frans Hals uit 1616 ten onrechte werd aangeduid als
„Grolle". Wanneer men nu de gelijkenis tussen de kolonel
Van Berckenrode uit 1616 en de kapitein Laurens van Grol
uit 1618 ziet, wordt begrijpelijk dat men zich bij het opstellen
van de rapporten in 1692, dus 75 jaar later, heeft vergist.
Er is nog een ander argument om in de kaalhoofdige, ge
baarde figuur de oudste kapitein Van Grol te zien. Hij heeft
als enige een fluitglas in de hand. Vergelijking met andere
schuttersstukken wijst uit, dat met één uitzondering nimmer
meer dan één officier een fluitglas heeft en dat dit steeds
de fiscaal of de oudste kapitein is. Ik moge hiervoor verwijzen
naar Hals' St. Jorisdoelen 1616, waar de fiscaal een fluitglas
heeft, naar Hals' Cluveniersdoelen 1627, waar de oudste
kapitein Johan Schatter met de rechterhand het fluitglas
omvat en tenslotte naar het nog niet besproken schuttersstuk
van De Grebber uit 1600, waar de officier gezeten ter rechter
zijde van de kolonel op de voorgrond dit attribuut heeft.
Slechts op dit laatste schilderij komt midden achter de tafel
nog een tweede officier met een fluitglas voor.
Nadat wij aldus de oudste en de tweede kapitein hebben
weten te identificeren levert de derde, vóór de tafel gezeten,
geen moeilijkheden meer op. Het is kapitein Cornelis Quakel.
Uit de frappante gelijkenis van deze beeltenis met het
portret door Cornelis Engelsz. uit het jaar 1619, Gat. Frans
Halsmuseum No. 88, waarop de Directie van het Museum
mij attent maakte, valt te concluderen dat hier één en dezelfde
persoon werd weergegeven. Op laatstgenoemd portret blijkt
de voorgestelde vier en vijftig jaar oud te zijn, wat impliceert
dat hij 1564/65 werd geboren. Waar Cornelis Engelsz. zelf
tien jaar jonger was, had men reeds eerder de oorspronkelijke
betiteling van zelfportret in die van mansportret veranderd.
Nu gaan wij over naar de drie luitenants. De officier die
,,'t hoen ontgint" is de hoogst geplaatste van de jongere
officieren. Hij kan daarom geen ander zijn dan Cornelis
Ysbrandsz (van Os), de enige van hen die vóór 1618, n.l.
sedert 1613, reeds in de vroedschap zitting had. Wederom