109
van„een der leraren is directeur", m.a.w. elk van de andere
leraren zou even goed directeur kunnen zijn. Dat laatste is
tot op zekere hoogte ook wel juist maar die andere is nu een
maal niet in deze functie benoemd. Onze schooljongens
benaming van de „baas" was, in zijn simpelheid nog zo gek
niet, iedereen weet wat een baas is, waar dan ook. De direc
teur vertegenwoordigt de school overal en met name b.v.
tegenover de overheid. Hij speelt veelal een overwegende rol
bij leraarsbenoemingen en taakverdelingen van de leraren.
De school draagt ook altijd in belangrijke mate zijn stempel.
Ik dacht dat dat alles in onze niet zo bijster gezagminnende
tijd toch ook nog wel zo was, maar in de periode van zestig,
zeventig jaar geleden troonde het gezag helemaal overal nog
in volle glorie en dat Dr. Brongersma het op zijn school uit
oefende, ook over de leraren, staat wel vast. Een van de be
trouwbaarste bronnen daaromtrent mogen we wel zien in
de auto-biografische mededelingen van de later zo beroemde
professor Dr. J. Huizinga, die als 24-jarige, vers afgestudeerde
jongeman aan de school in de Jacobijnestraat benoemd werd
als geschiedenisleraar. Dr. Brongersma, zo schrijft hij, vond
hem nog te jong voor de hogere klassen en wilde hem alleen
de eerste en tweede klassen toevertrouwen. Vol vreugde
schreef hij na enige tijd naar zijn familie dat hij gehoord had
dat zijn directeur zich in uitlatingen tevreden had betoond
over hem en zijn collega-vriend Van Eldik, wiskunde-leraar
van gelijke jeugdige leeftijd. Weer wat later lezen we dat het
Dr. Brongersma was die hem vergunning had gegeven zijn
lesuren te halveren toen hij, Huizinga, van elders opdracht
had gekregen studie te maken omtrent een onderwerp dat
samenhing met de geschiedenis van de stad Haarlem.
Leraren zijn gewoon menselijk en kunnen zich bij straf-
beschikkingen dus ook wel eens vreemd vergissen, b.v. te
zware straffen uitdelen voor geringe vergrijpen of een no-
torisch lastige knaap de les uitsturen als deze in een bepaald
geval van wanordelijkheid toevallig eens niet de belhamel
is geweest. Zo iets wordt, door de ongerijmdheid altijd juist
bij zo'n jongen een extra vermoorde-onschuld-geval en het is