110
in mijn tijd wel eens gebeurd dat zo'n vermeende delinquent
weigerde gevolg te geven aan de uitnodiging tot vertrek. De
jonge leraar liet toen, om dat te bewerkstelligen Dr. Brongers-
ma halen, een mooi sensatienummertje voor de rest van de
klas. Ik herinner me dat wij toen, als klasgenoten bekend met
de toevallige onschuld van dat joch, aan een zekere gemelijke
manier van de baas meenden te kunnen zien dat hij de hulp-
aanvraag van de leraar maar half geslaagd vond en ik heb vele
jaren later van een van mijn andere leraren persoonlijk ge
hoord dat hij ook als jong leraar in zo'n zelfde geval een te
rechtwijzing had gekregen over het beleid bij opkomende
wanorde in de klasse. Brongersma, aldus mijn zegsman, stond
dan niet met zijn volle gewicht aan de kant van de leraar.
Het bovenstaande moge dienen als typering van de direc
teur Brongersma, onze „baas" die de jeugd zag als een
generatie die op zijn weg naar de menswording zondigde en
struikelde en daarbij niet alleen bestraft maar ook geholpen
moest worden.
De leraar Brongersma „gaf" volgens schoolrooster alleen
maar cosmographie. Ik schrijf dat woord in de oude spelling
omdat dat zijn spelling was. In de openingsles in de vierde
klasse begon hij met dat woord aldus op het schoolbord te
schrijven en maakte daarbij de opmerking dat er leraren
waren (ook op deze school, zei hij erbij) die het woord met een
k en een f meenden te moeten spellen. Dat was fout, aldus
de baas en dus minder wenselijk. In die tijd was dat ook
nog zo.
De jeugd van voor de wereldoorlogen was in de „teenager"-
periode nog vol ontzag voor de volwassenen. Wij beschouwden
hen als vrijwel feilloos of dat nu onze ouders of onze leraren
waren. Ik kan me nu nog voor de geest halen dat ik de aanval
van Brongersma tegenover ons op de spellings-extravagances
(want dat waren het in die tijd) van een leraar toen maar
matig kon waarderen omdat het een barst betekende in die
burcht van volwassenen-onfeilbaarheid die aan ons een soort
gevoel van veiligheid gaf. Wij wisten natuurlijk meteen dat
het gericht was tegen Dr. H. van Erp, de chemie-leraar die