114
Sommige docenten gingen maar tot acht en ik herinner me
dat één van dat clubje, bij klachten daarover, de gekscherende
verklaring gaf dat de tien voor O.L. Heer was, de negen
voor de leraar en de leerling nooit meer dan een acht kon
halen.
Er waren in die tijd natuurlijk ook al mallotige eerzuchtige
ouders die moeilijk met cijfers te bevredigen waren en het in
hun kinderen reprimabel achtten als ze niet minstens met
achten kwamen. In die gezinnen gaf het Calkoen-systeem
wel eens aanleiding tot misvattingen. Zelfs de platenver
zameling die wij in de vacantie tussen de 4de en 5de klas
moesten bijeenzoeken, t.w. veertig planten met de nodige
flora-gegevens, kon ook bij nul fouten geen hogere beloning
halen dan een zeventje.
Ook als schooljongetje probeer je in de persoonstypering
van je leraar het vak enigszins weerspiegeld te zien, wat dat
betreft vond ik b.v. Jac. P. Thijsse evenals later Jan Strijbos
meer een eenheid met hun vak en eerst in de tweede plaats
docent of schrijver.
Toch deed ook Calkoen als leraar zeker niet onder voor
zijn collega's in die toentertijd zo typerende loffelijke toe
wijding, die bezorgdheid voor de hun toevertrouwde stu
derende jeugd. Zij legden zich nooit neer bij achterblijvers,
wie deel uitmaakte van een klas, moest bij blijven met de gang
van het onderwijs, daarvoor vochten zij, al moest een leerling
soms ook in elk lesuur voor het schoolbord staan oefenen. En
het moest gaan zonder bijlessen en zonder ouderhulp.
Calkoen lachte nooit maar maakte wel grapjes, droge
grapjes die als het ware ambtshalve werden gedebiteerd. ïn
gezinnen waaruit meerdere kinderen de school bezochten,
heette het dat hij die grapjes op vaste plaatsen in zijn boek
had bijgeschreven en dat zijn aardigheden dus als het slaan
van een koekoekklok te voorschijn kwamen.
Dr. H. J. Calkoen behoorde tot de ge„doctor"den onder
de leraren die in die dagen altijd nog tot de minderheid be
hoorden en die door ons altijd toch nog wel als extra-geleerd
werden aangezien. Hij was blijkbaar een vooral voor die